Recensie: Manès Sperber – De waterdragers van God
Haarscherpe herinneringen aan een verdwenen wereld
Van het omvangrijke oeuvre – romans, verhalen, een driedelige autobiografie, essays en filosofische en psychologische studies – van Manès Sperber (1905-1984) is maar weinig vertaald. Maar nu is Uitgeverij Van Maaskant Haun dan toch begonnen met het uitgeven van Alles wat voorbij is, want afgelopen najaar verscheen het eerste van de drie delen, De waterdragers van God, over Sperbers jeugdjaren.
Manès Sperber werd in 1905 geboren in Zablotow, een stadje in het toen tot het Oostenrijkse keizerrijk behorende Galicië. Tegenwoordig is het Oekraïns en heet het Zabolotiv. In 1905 was het met een bevolking van zo’n drieduizend mensen, van wie negentiende joden (en de resterende eentiende Roethenen, Polen en Oekraïners), nog een echte Städtele (Sjtetl), zoals dergelijke plaatsen in het Jiddisch werden genoemd.
Kenmerkend voor sjtetl-gemeenschappen als Zablotow, waarvan Centraal- en Oost-Europa er toen nog vele telden, waren schrijnende armoede, religieuze orthodoxie die bijna het hele dagelijkse leven reguleerde, messianistische geloofsbeleving en de nadruk op gedenken en onthouden. Het is de wereld die Isaac Bashevis Singer in zijn romans en verhalen beschreef.
Sperber bezat zowel het geheugen als de pen om dat Zablotow met woorden tot leven te wekken. Maar wie toch ook nog echte beelden wil zien bij de lezing van De Waterdragers van God moet Roman Vishniac’s A Vanished World bij de hand houden, het groot formaat fotoboek waarin die wereld in zwartwit is vastgelegd.
Hoewel Zablotow topografisch voort bestaat als het Oekraïnse Zabolotiv, is dat laatste in elk ander opzicht een heel ander stadje geworden. Joden wonen er niet meer. De joodse bevolking is uitgeroeid tijdens de nazi-bezetting en veel, zo niet alles wat aan hun gemeenschapsleven en aan hun individuele levens herinnert, van synagogen en badhuizen tot en met grafstenen, is vernietigd.
Een belangrijk kenmerk van het verleden is dat het er niet meer is en dat je het moet doen met herinneringen en met de aanblik van materiële overblijfselen – gestold verleden – die helpen om herinneringen gestalte te geven. Maar voor deze wereld geldt dat van degenen die er leefden vrijwel iedereen is vermoord en er dus maar enkelen zijn uit wier geheugen nog geput kan worden, terwijl brute vernietiging van gebouwen en andere stoffelijke voortbrengselen de stolling van het verleden heeft verhinderd. Sperber is zich daarvan terdege bewust en wil daarom de wereld van zijn vroege jeugd gedetailleerd weergeven.
Sperber vertelt hoe hij als kind die wereld interpreteerde en begreep en soms ook misverstond. De waterdragers van de titel bijvoorbeeld. Zablotow moest het zonder waterleiding stellen; voor schoon water waren de inwoners afhankelijk van een bron. Dat betekende zeulen met emmers water. Maar wie het kon betalen huurde een waterdrager in, die, om de put bij of in huis te vullen, gebogen onder een schouderjuk waaraan twee tonnen hingen, water bracht. De kleine Manès – zijn vader behoorde tot de beter gesitueerden – meende dat waterdragers tot de sociale bovenlaag behoorden, omdat zij steeds bij de huizen van de rijkeren in en uit gingen.
Arm of rijk, lernen was een plicht voor jongens en mannen. Jongens, moesten dagelijks urenlang leren, dat wil zeggen: Hebreeuwse religieuze teksten uitgelegd krijgen, begrijpen en memoriseren. Manès bleek een dermate goede leerling, dat hem een grootse toekomst werd voorspeld. Maar hij repte niet van zijn twijfels over het geloof, twijfels die hem al bezochten zodra hij de religieuze teksten begreep.
Zablotow lag ten tijde van de Eerste Wereldoorlog op de frontlijn. Braken de Tsaristische troepen door, dan werd het stadje geplunderd door de Russen, werd het weer heroverd door Oostenrijkse troepen, dan vraten die alles leeg. Ellende te over dus.
De Sperbers behoorden tot de weinigen die over genoeg middelen beschikten om te midden van het oorlogsgeweld een vlucht naar Wenen te durven ondernemen. Daar zou Manès definitief afscheid nemen van het geloof, kennis maken met de psychologie en de grote psycholoog Victor Adler en zich aangetrokken gaan voelen tot marxisme en communisme. Maar dat is allemaal stof voor het tweede deel van Alles wat voorbij is, want in De waterdragers van God gaat het Sperber om zijn jeugd, die hij laat eindigen in 1918.
Hans van der Heijde
Manès Sperber – De waterdragers van God. Vertaald door Jan Bert Kanon. Van Maaskant Haun, Zorgvlied. 238 blz. € 22,99.