Recensie: Marieke Lucas Rijneveld (samenstelling) – Natuur
Bloemlezen als een dichter
Een bloemlezer is net een bondscoach, hij doet het nooit goed en iedereen weet het beter. Vaak bewapenen bloemlezers hun critici met een uitgebreide verantwoording, waardoor het helemaal vrij schieten wordt voor recensenten die vanzelfsprekend heel andere keuzes hadden gemaakt. De Bezige Bij lijkt nu een manier gevonden te hebben om al die beste stuurlui bij voorbaat al te ontwapenen: de thematische bloemlezing, schijnbaar zonder pretenties. De ingrediënten zijn eenvoudig. Je vraagt een bekende, alom gewaardeerde dichter om een persoonlijke keuze te maken uit alle gedichten die onze taal rijk is. De uitverkoren gedichten zet je zonder in- of uitleiding achter elkaar in een handzaam boekje en dat is het dan. Een persoonlijke keuze waarvan niemand kan zeggen dat die niet deugt.
De eerste twee bundels verschenen eind vorig jaar. Tjitske Jansen verzamelde gedichten over de liefde en Hagar Peeters over rouw.
Dit jaar verscheen, wederom strategisch kort voor de cadeautjesmaand, een derde deel. Marieke Lucas Rijneveld maakte zijn keuze uit Nederlandse natuurgedichten. In de bundel treffen we vanzelfsprekend usual suspects aan als J.C. Bloem (‘Natuur is voor tevredenen of legen’, wat mij betreft de meest ware dichtregel over de natuur) en Vasalis (‘Twee lammren naast een stijf grauw schaap / staan wit, bedrukt van jeugd in ’t gras…’). Maar de bundel begint vooral te schitteren bij gedichten waarvan je denkt: o ja, dat is natuurlijk goed beschouwd ook een natuurgedicht. ‘Uit en thuis’ van Gerrit Kouwenaar bijvoorbeeld.
Uit en thuis (I)
Ik heb nu zoveel lucht gegeten dat
ik moet lopen als vogels
rukwinden met bevroren vleugels
vogels met handen voor nietsde wereld lijdt
ik zie
ik loop mij aan
in mij is de avond één uur eerder
ik buit mij uit
nabootsend wat een mens iswat een mens is
werkend aan de zwarte wegen naar de vrede
de vergroeide lopende bomen
zelfs geen wimpels – windsels
de huizen opslagplaatsen van pijn
toen de wijn rijpte is denken
nu bedsteden voor gepijnigden
en zelfs dat is muziek
Natuurlijk, dit gedicht gaat helemaal niet over de natuur, want die speelt hier slechts de figurantenrol van metafoor. Maar juist daarom is de keuze ook zo intrigerend. Hij brengt mij dichter bij de gedachtewereld van de bewonderde dichter die hier bloemleest. Die schreef ooit in Kalfsvlies (2015): ‘Als je twee mensen hebt van wie de één aan synchroon zwemmen doet / en de ander niet, gaat alles fout. Op den duur staken we koortsmeters in // elkaars mond om de betekenis te begrijpen’. Het idee van proeven van woorden, hun betekenissen en hun synchronisatie noopt de lezer om in zijn eigen gereedschapskist ook eens naar een ander sleuteltje te zoeken. Dat geldt voor Rijnevelds eigen gedichten, maar ook voor zijn vondsten in het oeuvre van anderen.
Van weer een geheel andere orde is dit gedicht van Esther Jansma:
Over het schrijven van mooie natuurgedichten
Natuurgedichten schrijven is ingewikkeld,
iets waarbij men zuchtend moet gaan nadenken
over bijvoorbeeld rood en boom en wat het verschil is
en hoe dit op te heffen. Processen, denkt men,hoe water inkt doet vervloeien, zo ongeveer moet dat –
maar hoe doet een boom dat richting rood?
Stelt zich er late lucht bij voor, verwerpt die.
Iemand die aan een tak hangt en bloedt? Winteren daarin een roodborst? En nog zo wat. Niets
voldoet. Dan: men verbant de b van beginnen
en het hekwerk van m, roept de r uit tot rotzooi, zegtde d is dood, en houdt over: tweemaal oo.
Niet mooi, wel kaal, een haast radeloos o, o.
Natuurgedichten schrijven is sloopwerk.
Dit gedicht rekent afdoende af met het misverstand dat de samenstelling ‘natuurgedicht’ over de natuur zou gaan. Nee, hij gaat over dichten, over taal. En als je dat eenmaal aanvaardt is ook ‘Uit en thuis’ van Kouwenaar een perfect natuurgedicht. Een gedicht namelijk, waarin op enigerlei wijze verwezen wordt naar bomen of konijnen. Regen, wind en rivieren. Het klimaat en de seizoenen. Het enige wat nodig is, is een dichter om ze bij elkaar te zetten. Dat is het enige houvast. Of zoals het kortste gedicht uit de bundel het zegt:
Er is mos. Het levende bewijs dat je kun groeien zonder wortels.
Kernachtiger en metafoorlijker dan dit gedicht uit Koerikoeloem (2007) van Tjitske Jansen is de natuur in de Nederlandse literatuur volgens mij nog niet voorbijgekomen. Maar het gaat ook hier om de woorden. De natuur bewijst niets, de poëzie alles.
Jan de Jong
Marieke Lucas Rijneveld (samenstelling) – Natuur. De Bezige Bij, Amsterdam. 80 blz. €22,99.