Recensie: Sara Mesa – Broodhoofd
Een kwetsbaar en verontrustend avontuur
Natuurlijk horen dertienjarige meisjes hun dagen door te brengen op school, ook als ze daar ongelukkig zijn en namen krijgen als ‘broodhoofd’, omdat ze iets dikker zijn dan gemiddeld. Wat gebeurt er echter als zo’n dertienjarige in plaats van de weg naar school, de weg naar het park loopt en daar tussen de struiken en bomen gewoon een tijdschrift gaat lezen? Zo lang ze haar niet vinden, heeft ze immers rust. De Spaanse schrijfster Sara Mesa volgt zo’n meisje in haar nieuwe roman Broodhoofd. Al op de eerste bladzijde wordt haar rust verstoord door een oude man, een vogelaar, blijkt later. En die combinatie van een oude man en een ‘haast’ veertienjarig meisje nodigt uit tot bezorgdheid. Tot het einde blijf je als lezer, die tussen de struiken meekijkt, op je hoede en houd je je adem in.
Al gauw worden het meisje en de man voor elkaar ‘Haast’ en ‘de Ouwe’. Wat de Ouwe denkt, weet je niet. Het perspectief ligt bij Haast. Zij is heus niet gek. Al vanaf het begin is ook zij op haar hoede:
Ze laat haar blik van onder naar boven gaan: elegante veterschoenen, een nette broek in een lichte kleur, een bijpassend jasje – van dikke stof ondanks de warmte -, en over zijn schouder een sportief rugzakje dat afsteekt bij de rest van zijn outfit. Ze kijkt naar zijn mollige, met sproeten bedekte handen, zijn kleine, blonde hoofd, zijn metalen brilletje en zijn snor, zijn warrige, beetje gestoorde haar. Ze vindt hem grappig, maar ook weer niet zo grappig dat ze haar wantrouwen laat varen.
Hij vertelt haar gepassioneerd over exotische vogelsoorten en zijn geliefde Amerikaanse zangeres Nina Simone. Na een lang verhaal verontschuldigt hij zich en noemt zichzelf irritant, omdat hij te veel praat als niemand hem waarschuwt. De observaties van het meisje zijn zo gedetailleerd dat je als lezer de man bijna tastbaar naast haar voelt, en onwillekeurig voelt dat toch een beetje ongemakkelijk, terwijl er eigenlijk niets onbetamelijks gebeurt.
In het eerste deel van het boek, ‘Het park’, ontmoeten ze elkaar dagelijks, behalve in het weekend, want dan hoeft Haast niet naar school. Ze leert de man steeds beter kennen. Hij is het kind uit een incestueuze relatie tussen een vader en zijn dochter. Hij leeft erg op zichzelf en is een keer opgenomen in een inrichting. Er klinkt kritiek in door op hoe er met patiënten wordt omgegaan. Er blijven veel vragen over voor Haast en ze durft ze niet allemaal te stellen. Juist door die open plekken zorgt de auteur subtiel voor onrust en ongemak bij de lezer. Kan dit wel goed gaan? Tegelijkertijd is de vriendschap tussen deze twee kwetsbaren ontroerend, omdat ze naar elkaar toe hartverwarmend accepterend zijn:
Op een dag barst ze onverwacht in huilen uit en neemt de Ouwe haar op schoot. De lichamelijke intimiteit die dan spontaan ontstaat is nieuw en maakt hen beiden ongemakkelijk. Toch blijven ze een paar minuten zo zitten terwijl ze in hetzelfde ritme ademhalen en hij met zijn handen door haar haar gaat – de eerste keer dat hij haar liefkoost – en zij haar armen op zijn benen laat rusten en haar hoofd tegen zijn buik. De Ouwe vraagt niet waarom ze huilt. Dat is een overbodige vraag: dat zou je moeten kunnen aanvoelen. Haast doet ook niet haar best om het uit te leggen. Ze weet dat dat van hem niet hoeft. Het is de rust, alleen die rust, onderstreept door het gezang van een pimpelmees – hoor je, een pimpelmees? is het enige wat de Ouwe zegt -, en de koude lucht, de naderende winter, de wind als dreigende voorbode.
Spanning ontstaat wanneer duidelijk wordt hoe Haast haar school en ouders om de tuin heeft geleid. Je voelt dat het niet lang kan duren voordat de geheime ontmoetingen ontdekt zullen worden. Haast schrijft in een dagboek en daarin fantaseert ze over de Ouwe. Het besef dringt door tot de lezer dat dit meisje net zo goed als alle andere meisjes op die leeftijd behoefte heeft aan liefde en aanraking. Al haar klasgenoten hebben een vriendje. Waarom kan dat niet een vriendje op leeftijd zijn? De kinderlijke vanzelfsprekendheid die Mesa consequent in het perspectief van Haast heeft gelegd, zorgt ervoor dat gangbare opvattingen over wat wel en niet acceptabel is, aan het wankelen raken.
In het tweede deel, ‘Het café’, ontmoeten de Ouwe en Haast elkaar na een langere tijd in een café. Ook daar zijn ze onaangepast: ze blijven eindeloos praten aan een tafeltje, zonder iets te bestellen, en drijven daarmee het personeel van het café tot wanhoop. Stukje bij beetje wordt onthuld wat er is voorgevallen in de tussentijd, hoe vooroordelen tot misverstanden hebben geleid en zo de werkelijkheid hebben vervormd, en hoe kwetsbaar een haast veertienjarige is als iedereen zich over de kwestie buigt. Van wie is zij eigenlijk het slachtoffer?
Broodhoofd is een ontroerend verhaal over twee mensen die niet helemaal in de pas lopen met de omgeving. Het roept op tot mededogen en het kritisch bezien van onze vooroordelen en verwachtingen.
Dietske Geerlings
Sara Mesa – Broodhoofd. Vertaald door Nadia Ramer. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 142 blz. € 21,99.