Recensie: Cynan Jones – Alles wat ik vond op het strand
Een loutering van de zuiverste soort
Alles wat ik vond op het strand van Cynan Jones is een herziene, ingekorte versie van de roman die in 2011 het licht zag. Dat boek voelde voor Jones nooit helemaal als zijn werk. Op verzoek van de Welshe uitgever Parthian had Jones namelijk de levens en drijfveren van de personages rondom de hoofdpersoon Hold uitgediept. Het leverde een voor Jones atypisch lang werk op. Tien jaar na de publicatie, opgesloten in de lockdown, liet Jones zich door zijn Nederlandse uitgever Koppernik aanmoedigen om de tekst terug te brengen naar zijn oorspronkelijke visie. Deze reduxversie die eerst in het Nederlands verschijnt, is voor Jones ‘een eerlijke poging om het verhaal terug te vorderen’.
In het ingetogen werk van Cynan Jones draait het bij de protagonisten om mannen die verwikkeld zijn in een strijd: met natuurkrachten om zich heen of in henzelf. In dit verhaal ondergaat hoofdpersoon Hold gelaten wat hem overkomt. Hij neemt weliswaar doelbewuste beslissingen maar hij is er ook van overtuigd dat ‘het leven vaak wordt beïnvloed door dingen die we niet weten en die we niet per se zien aankomen’.
In vijf delen zijn we getuige van de kleine tragedie die zich voltrekt. Hold mijmert in het eerste deel over zijn drie jaar eerder overleden vriend Danny en diens verlangen naar het vinden van ‘ambergrijs’, de oplossing voor al hun problemen. Tijdens het ophalen van de visnetten is hij onrustig en voelt hij zich heimelijk bekeken. Hij zegt tegen zichzelf dat het inbeelding moet zijn, maar dankzij zijn aangescherpte zintuigen voelen we zijn spanning: ‘Er zaten rare donkere en lichte plekken in de lucht waar de maan wel of niet door de verschuivende wolk kwam, en met de hoofdlamp aan zag het strand er onheilspellend donker uit. Het versterkte zelfs het gevoel van afgeslotenheid, de verschillende soorten licht en het monotone geruis van de zee.’
Na enig sleuren aan de netten hoort hij ‘een vreemd, uitgerekt geluid als van een krakende vloer’. Hij weet met zijn geoefende oren meteen dat het om rubber tegen rots gaat. Iets verderop draait een opblaasbootje langzaam rond bij de rotsen. Hold spiedt het schommelende bootje vanaf een afstand af en ziet een mens in de donkere massa in de buik van de boot liggen. De extreme kou van het water trotserend, wankelend door de kracht van de zee en de golven waadt hij naar de boot. ‘Hij had nauwelijks een gedachte, het ging allemaal automatisch.’
Met immense inspanning weet hij het bootje met de dode man naar het strand te krijgen. Daar aangekomen voelt hij angst bezit van hem nemen: wat als iemand hem heeft gezien? Stel dat hier iemand op het bootje stond te wachten? Dan ziet hij pakketjes in de boot liggen, drie zorgvuldig verpakte met pakkettape dichtgebonden pakketjes, allemaal ongeveer even zo groot als zijn vuist. Er zit wit poeder in. Hij piekert en heeft het gevoel dat hij het besluit om ze mee te nemen onbewust neemt, ‘alsof de beslissingen op een afstand van hem werden genomen, hij had niets van de gebruikelijke discussie in zijn hoofd over welke keuzes hij moest maken’.
Hold is een typisch tragische held die in de volgende vier delen als een speelbal van de omstandigheden op zijn eigen ondergang afstevent. En wij staan erbij, kijken ernaar en zijn onderworpen aan dezelfde willekeur als de hoofdpersoon. Jones laat veel impliciet waardoor de lezer aan zet is. De luisterrijk zintuiglijke stijl en zijn gefocuste minimalisme dragen zorg voor een esthetisch-dramatische loutering van de zuiverste soort.
Miriam Piters
Cynan Jones – Alles wat ik vond op het strand. Vertaald door Manon Smits. Koppernik, Amsterdam. 136 blz. € 19,50.