Recensie: Hugo Claus – Het verdriet van België
(Dit is een recensie uit 1983, uit het archief van Everhard Huizing)
Oorlog op kamerbreedte
Twee dagen heb ik erover gedaan om het nieuwste boek van Hugo Claus Het verdriet van België te lezen. Twee dagen van bijna onafgebroken lezen voor een boek van bijna achthonderd pagina’s. Maar een uitputtingsslag is het beslist niet geworden. Het verdriet van België is namelijk een schitterende roman en hoewel het jaar nog maar net is begonnen durf ik bijna nu al van de belangrijkste literaire gebeurtenis van 1983 te spreken. In ieder geval is het een meesterwerk zoals schrijvers er meestal maar één in hun leven (en de meeste zelfs nooit schrijven).
In Het verdriet van België beschrijft Claus een bewogen episode uit het leven van het leugenachtige onsympathieke en tegelijkertijd zeer aandoenlijke jongetje Louis Seynave. Als het boek begint is hij bijna elf jaar en bevinden we ons aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Aan het eind van het boek is de oorlog voorbij; Louis is zeventien jaar en bezig schrijver te worden. Hij heeft al een novelle op zijn naam staan met de titel Het verdriet van België. Plaatsen van handeling zijn voornamelijk Haarbeke, Walle (Kortrijk) en Bastegem in West-Vlaanderen, waar ook Hugo Claus zijn jeugd heeft doorgebracht. Ondanks verschillende overeenkomsten tussen het leven van de hoofdpersoon en zijn eigen biografie heeft Claus er in allerlei interviews nadrukkelijk op gewezen dat hij met deze roman niet zijn autobiografie heeft geschreven. Wat het dan wel is? Verschillende antwoorden zijn mogelijk. Een historische roman, een familieroman, een psychologische roman, een roman over het ontstaan van een schrijverschap. Alle antwoorden zijn even goed en ik geloof dat het juist deze veelzijdigheid is die voor een belangrijk deel de kwaliteit van dit boek uitmaakt.
Zoals ik al zei, worden het begin en het eind van de roman respectievelijk gemarkeerd door, grofweg, het begin en het eind van de Tweede Wereldoorlog. Meer dan een beschrijving van Vlaanderen-in-oorlogstijd echter geeft Claus met dit boek een beeld van hoe de oorlog voor de Vlamingen (en in ieder geval voor de kleinburgerlijke familie der Seynaves) juist niet een echte oorlog is geweest. Vooral de overtuigde flaminganten, waarvan Louis’ vader er een was, zagen de Duitsers eerder als bevrijders (van de Franse ‘overheersing’) dan als bezetters. De mannen bewonderden het Duitse organisatietalent en de vrouwen de Duitse hoffelijkheid: ‘Ze weten in elk geval hoe dat ze een vrouw moeten behandelen.’ Als Louis’ moeder gaat werken op een kantoor van de ERLA (waar Duitse vliegtuigen werden hersteld) is de grootste grief van zijn vader dat zij zich de amoureuze attenties van haar Duitse superieuren al te zeer laat welgevallen. Hij is domweg jaloers en niet meer dan dat. Niet toevallig waarschijnlijk bestaat deze roman dan ook voor een zeer groot deel uit (superieur weergegeven) huiskamerdialogen tussen de uiterst babbelzieke ouders, grootouders, nonkels en tantes van Louis, onbenullige dialogen, waarin de oorlog wordt verkleind tot kamerbreedte. Men volgt de grote wapenfeiten wel, maar bespreekt ze slechts voor zover ze direct gevolgen hebben voor de eigen nering. Als door D-day de vleesprijzen kelderen, levert een van Louis’ tantes (die met haar man een slagerswinkel drijft) het volgende onsterfelijke commentaar: ‘Het is toch wel wreed dat uw commerce zo kan afhangen van een landing in Normandië.’
Ik ben geen historicus maar als Claus’ voorstelling van zaken ook maar een beetje klopt met de historische werkelijkheid, dan denk ik dat menig serieus geschiedschrijver jaloers zal zijn op de wijze waarop hij de problematiek van de Vlaamse collaboratie aan de orde de heeft gesteld (die overigens veel genuanceerder en gecompliceerder is dan ik hier zelfs maar kan aanduiden). Blijft natuurlijk wel de vraag of de Vlamingen zo enthousiast over dit boek zullen zijn.
Behalve over Vlaanderen de oorlog en de families Seynave gaat Het verdriet van België zeker niet in de laatste plaats over het opgroeien van Louis. Hij is niet alleen de hoofdpersoon van deze roman het is ook via zijn ogen dat we de handel en wandel van de overige Seynaves waarnemen. Louis is een allertreurigst jongetje dat zich vanaf zijn strenge opvoeding in een nonneninternaat wanhopig een weg door het leven tracht te banen door middel van leugentjes, leugens en fantasieën. Waar de werkelijkheid voor hem onbegrijpelijk of niet te aanvaarden is, schept hij eenvoudigweg een andere in zijn verbeelding. Op meerdere plaatsen in de roman is ook niet goed uit te maken waar de werkelijke waarneming van Louis ophoudt en de fantasie begint. Daarmee doet Claus natuurlijk niets nieuws. Je zou zelfs kunnen zeggen dat het thema van de verbeelding hard op weg is uit te groeien tot een verplicht nummer in de moderne Nederlandse romanliteratuur. Terwijl andere schrijvers dit thema echter vaak op een pedant-academische manier ‘behandelen’, weet Claus het op een zeer overtuigende manier te verweven in een hecht samenhangend geheel. Ook de compositie dwong namelijk mijn bewondering af. In een interview verklaarde de Claus dat hij deze keer niet gebonden had willen zijn aan ‘een psychologisch verhaal met een begin een zwelling en een einde’. Inderdaad ontbrak het in Het verdriet van België zelfs aan maar een schijn van een intrige. Het boek bestaat uit een bijna eindeloze reeks losse scènes, taferelen en anekdotes. Geen enkele daarvan echter maakte op mij de indruk niet op zijn plaats te staan of weggelaten te kunnen worden.
Everhard Huizing
Hugo Claus – Het verdriet van België. De Bezige Bij, Amsterdam.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 21 maart 1983.
(foto: Rob Bogaerts / Anefo; Nationaal Archief, CC0)