Column: L.H. Wiener – Benno Barnard en Jeroen Brouwers
Benno Barnard en Jeroen Brouwers
[Over het verlies van een kind]
Op 11 januari van dit gaande jaar publiceerde de Belgische auteur Benno Barnard in het tweewekelijks verschijnende periodiek Doorbraak de tekst: Dagboek van een middeleeuwer, met als richtingaanwijzer het niet alledaagse woord Paralipomena, dat ‘toevoegsels aan wijsgerige geschriften’ schijnt te betekenen, meestal van religieuze aard.
Van valse bescheidenheid heeft Barnard geen last.
Het betreft hier ‘Dagboekaantekeningen (79)’, waarbij het tussen haakjes toegevoegde getal 79 vermoedelijk op een volgorde duidt. De datering loopt van 14 december 2022 tot en met 10 januari 2023. Een kopie van dit artikel is me toegezonden door een bevriende uitgever (ze bestaan!) die op de hoogte is van mijn omgang met Jeroen Brouwers, gedurende vierenvijftig jaar (1968-2022).
De openingsaantekening, gedateerd woensdag 14 december, gaat als volgt:
De vertegenwoordigers van immorele en verwerpelijke opvattingen staren ons vanaf hun sokkels aan. Omdat we de ideeën zelf niet kunnen straffen, straffen we hun effigie: we vergruizelen het marmer en bekladden het brons, zoals de middeleeuwers de beelden van heiligen met het gezicht naar de muur zetten wanneer de oogst mislukte. Maar ik bepleit juist als verlicht mens de verticale democratie en sta erop ook die zoon van de achttiende eeuw met aandelen in de slavenhandel eens naar zijn mening te vragen. Hij wijst me op het bloed waarin de economie mijn handen onderdompelt. De middeleeuwers op hun beurt vinden ons barbaren die niet eens de Maagd vereren.
In zowel stilistisch, historisch alsook typografisch opzicht een nogal onbeholpen passage, ook al is hij voortgevloeid uit de pen van een ‘verlicht mens’:
– ‘immorele en verwerpelijke opvattingen’ vormen een horizontaal pleonasme
– Een ‘verticale democratie’ is vast beter dan een horizontaal pleonasme, maar wat die politieke constructie inhoudt blijft in staatkundige nevelen gehuld
– Waarom de woorden effigie, juist, verticale democratie en mijn cursief gedrukt staan stelt de gemiddelde graficus voor een onoplosbare vraag
– En wat de verwaarloosde Maagd betreft moge een citaat volstaan uit de officiële kerkelijke statistieken over 2019, die op 14 april 2015 in Rome zijn gepresenteerd: ‘Het aantal Rooms-Katholieken wereldwijd is gestegen tot 1.345 miljard mensen. Ten opzichte van het jaar ervoor is dat een toename van 16 miljoen gelovigen.
Met dank aan zoekmachine Google.
Hoe een verlicht mens toch in het duister kan tasten.
*
Zondag 18 december opent omineus:
Het is vandaag zes jaar geleden dat onze door de wereld dwalende dochter Anna stierf. (…) In alles wat ik sinds 2016 heb geschreven speelt ze een bepalende rol, ook al is ze nauwelijks zichtbaar. Dat is in mijn dagelijks leven net zo.
Het verliezen van een kind is de zwaarste straf voor het leven.
Alleen de gedachte al is onverdraaglijk.
*
Dinsdag 20 december 2022 is in twee delen gewijd aan een lang en emotioneel ‘in memoriam Jeroen Brouwers’ dat Barnard schrijft ‘op verzoek van een weekblad’, een stuk (ongeveer1300 woorden) dat de reden vormt van toezending door Frank van den Ingh, directeur van uitgeverij Fragment.
Barnard:
Jeroen Brouwers en ik waren intiem bevriend [honni soit qui mal y pense – LHW] maar toen hij op 11 mei 2022 stierf, een oude man inmiddels, hadden wij elkaar al een jaar of wat niet meer gezien of gesproken. Als ik door de telescoop van de geschiedenis naar de oorzaak van deze onmin speur, valt die bijna niet meer te ontwaren – iets met een schenking van zijn brieven aan het literair museum. Tijdens onze brouille wisselden we een paar diplomatieke boodschappen die vijandig noch hartelijk waren. Toen Anna stierf schreef hij mij een rouwbetuiging, die eindigde met de woorden: ‘wees statig in je verdriet.’
[Waarmee Brouwers bedoelde: ‘draag het als een man’. Een goedbedoeld advies waaruit Barnard maar weinig troost kon putten.]
Als de brouille tussen de heren was ontstaan doordat Barnard brieven van Brouwers had geschonken aan het Literatuurmuseum, dan stond het gelijk hier geheel en al aan Barnards kant. Waar konden Brouwers’ brieven beter verblijven dan daar, een Instituut dat zo’n beetje bestaat voor het beschermd bewaren van manuscripten, brieven en andere literaire parafernalia.
Als verzachtende omstandigheid bij Brouwers’ vermoedelijk verhitte misvatting moge gelden dat hij in het verleden betreffende brieven en manuscripten meermaals schandelijk is geschoffeerd, zoals bijvoorbeeld door professor Jaap Goedegebuure, die het manuscript van Exelse testamenten, door Brouwers als bewijs van vriendschap aan hem cadeau gegeven, voor 3500 euro op de ‘vrije markt’ heeft verpatst. En zoals ook ooit Julien Weverbergh, destijds bevriend collega bij uitgeverij Manteau, de brieven van Brouwers voor 22.000, ik neem aan guldens, aan een ‘privéverzamelaar’ heeft verkocht.
Barnard vervolgt zijn in memoriam met een wel heel persoonlijke ontboezeming:
Ook hij had een kind verloren, zijn oudste zoon Daan. Zijn verdriet daarover verborg hij, maar ik weet dat hij op zijn knieën Daan om vergiffenis heeft gesmeekt – hij was een slechte vader geweest, vond hij zelf. Dit alles vertelde hij mij na een fles jenever en het typeert zijn rare, paradoxale karakter: charmant, hard, wrokkig, onstuimig, sentimenteel.
Het adjectief ‘hard’ staat hier niets te doen, maar jazeker, een romanticus pur sang, was Ursus Major, zoals ik hem vaak noemde, naast ‘dikke kermisbeer’.
Ik laat mij graag voorstaan op het verzamelen van vijanden, maar dat viel met Brouwers minder makkelijk te regelen dan men zou denken, dat wilde nooit echt goed lukken, daarvoor was er tussen ons in de loop van veertig jaar teveel vriendschappelijks voorgevallen.
Tussen Barnard en Brouwers verliep onmin gemakkelijker. In de woorden van Barnard: ‘Als beer kon hij zich nogal ongelikt gedragen. Ook mij is dat niet vreemd; zo raakte onze vriendschap op een gegeven moment dus vertroebeld.’ [Pardon, als beer, heer Barnard? Heeft u soms mijn Tzum-stuk van 14 mei 2022: Open brief aan Ursus Major, bij leven en welzijn Jeroen Brouwers gelezen?] ‘Maar Jeroen kreeg spijt van onze ruzie en liet mij via een derde vriend weten dat hij de vriendschap graag wilde herstellen. Of ik maar contact met hem wilde opnemen. Ik schreef hem dat ik niet begreep waarom hij geen contact met mij opnam. Koppigheid was een van de karaktertrekken die bij ons allebei was ingeplant. En zo werd het weer stil tussen ons.’
Dit in memoriam begint langzamerhand te gelijken op het buiten hangen van vuile was. Maar dan, gelukkig nog: ‘Ik heb (…) veel van Jeroen gehouden en zijn dood herinnerde mij aan onze dwaasheid. Ruzie! Ik mag wel zeggen (…) dat ik in mijn trieste literaire leven veel smerigs heb ondervonden, maar dat Jeroen een van de weinigen was die mij overlaadden met geschenken. En dat onze ruzie stompzinnig was.’
[Beter te laat dan nooit.]
Een paar dagen na 11 mei vorig jaar ontving ik een bericht van Gwennie, zijn weduwe. ‘Het is erg jammer dat jullie de voorbije jaren gebrouilleerd raakten’, schreef ze, ‘maar weet dat Jeroen niet boos meer was. Benno en ik hebben maar vijf minuten nodig om alles uit te praten, dan zijn we klaar. Dat heb ik hem een paar keer horen zeggen wanneer er bezoek was en je ter sprake kwam.’
En vervolgens eindigt Barnard zijn in memoriam met de zelfgenoegzame conclusie: ‘Aldus werd onze vriendschap hersteld.’
Gefeliciteerd, Benno.
Jammer alleen dat Jeroen daarvan niets heeft gemerkt.
*
In de rest van zijn dagboek viert middeleeuwer Barnard Kerstmis met wat vrienden en geniet hij met volle teugen van een uitvoering van het eerste pianotrio van Mendelssohn, opus 49. ‘Het is muziek om verliefd te worden op een prostituee die je syfilis geeft.’
Een mens zijn lust is een mens zijn leven.
Op dinsdag 27 december 2022 neemt hij Céline’s Voyage au bout de la nuit ter hand ‘het Frans en de vertaling naast elkaar’, toe maar, dan ben je al gauw twee weken zoet. Barnard: ‘Het leven is een lange nacht en de schrijver is een jongetje van vijf dat graag vieze woorden gebruikt.’ Maar in de Reis naar het einde van de nacht, komt geen jongetje van vijf voor, wel in een ander boek van Céline: Dood op krediet, een al even obligate scheldkannonade als de ‘Reis’ en net zo vervelend.
Op woensdag 4 januari 2023 zijn er kennelijk een paar draadjes doorgebrand in het brein van de Belgische boekenman Benno Barnard, blijkens bijgevoegde boutade: ‘Waar komt toch dat bespottelijke idee vandaan dat de “geëngageerde schrijver”’ een wenselijk verschijnsel is en onder zijns gelijken een moreel superieur fenotype?’
Voor de minder geschoolde lezer hanteer ik hier de, enigszins vereenvoudigde, uitleg die Van Dale geeft bij het woord ‘fenotype’: de verschijningsvorm van levende wezens zoals hij ontstaat uit samenwerking van erfelijke informatie (genotype) en het beïnvloedend milieu. Gevormd van Gr. Phainéin (doen schijnen, laten zien) + type.
Makkelijk zat.
Waarna Benno pas echt losbarst: ‘Engagement. U wilt engagement. Wat dacht u van onze arme moedertaal? Op die schans [bedoeld wordt barricade] wil ik wel springen met de sabel van mijn woordenschat en het borstkuras van mijn zinsbouw!’
Als dat maar goed afloopt…
En het loopt niet goed af, want op zaterdag 7 januari neemt een hevige angstdroom het over:
Angstdroom:
‘Ik ben in Brussel, in een schemerige omgeving die ik als de Jachtlaan herken – ik zou de hoek kunnen aanwijzen. Niet ver daarvandaan heb ik in de vroege jaren tachtig op verschillende adressen gewoond. Ik hurk op de stoep, bij een zinken vuilnisbak uit mijn kindertijd. Er rijden auto’s voorbij, maar ik zie geen enkele voetganger. De schemering rond de oranje straatverlichting wordt snel dichter: de duivel is de nacht aan het breien, met gloeiende naalden en knotten duisternis. Nu is de laatste straatlantaarn uitgedoofd. Ik wil naar de overkant, want daar om de hoek (besef ik) is het appartement waar ik verwacht word. Ik begin over de weg te kruipen, op mijn knieën, over sadistisch asfalt, en bereik met rauwe handen de tegenoverliggende stoep, waar een zinken vuilnisbak een bleek licht zonder oorsprong weerkaatst. Dan verandert de stoep in het bed, waar ik tegenaan blijk te leunen, op de grond gezeten, hijgend, zwetend.’
‘Je was nogal verward,’ zegt Joy later.
Joy is Barnards echtgenote.
Men mag aannemen dat Joy naast Benno in bed ligt als de angstdroom hem overvalt. Ze wordt uit haar slaap gestommeld en merkt hoe Benno worstelt met het sadistische beddengoed, ze maakt hem niet wakker om hem te kalmeren, maar laat hem zijn strijd leveren tegen de breiende duivel en zijn knotten duisternis.
Tot hij uit bed glijdt, hijgend en zwetend.
Ze vraagt niet wat hem mankeert, kalmeert hem niet en zet evenmin een kopje goede nachtrustthee.
Wel zegt ze later dat hij nogal verward was.
Iets minder schmieren zou Benno niet misstaan.
*
Op dinsdag 10 januari krijgt Benno Barnard het pas goed op zijn heupen, als hij de lezer in het gezicht smijt dat aan het eind van deze maand Afscheid van de handkus verschijnt. ‘Mijn meest omvangrijke en persoonlijke boek, een dagboek dat gaandeweg in een roman verandert… Jullie daar! Zien jullie dat de nostalgie in dit morfologische experiment het verstrijken van mijn eigen leven betreft? Dat het ware hoofdpersonage in beide boekdelen Anna is… dat ik jullie mijn stijl opdis als een antidotum tegen de dood?’
Dit komt niet meer goed.
Het verlies van een kind is de zwaarste straf voor het leven.
De gedachte daaraan alleen al onverdraaglijk.
L.H. Wiener
Appendix:
De met de Libris Literatuur Prijs bekroonde roman Datumloze dagen, heb ik bij verschijning in oktober 2007 niet gelezen.
Wat vooraf ging was een afspraak met de Stichting Literair Haarlem, waarbij was overeengekomen dat ik Jeroen naar aanleiding van de op handen zijnde publicatie zou interviewen in de Haarlemse Toneelschuur. Bestuurslid Wim Vogel had eerst mij benaderd en nadat ik mij gereserveerd enthousiast betoonde had hij zich tot Brouwers gewend. Het woord ‘enthousiast’ sloeg op mijn houding ten opzichte van het publiekelijke gesprek, het woord ‘gereserveerd’ verwees naar mijn vermoeden dat Jeroen er niets voor zou voelen: de afstand, de moeite, zijn gezondheid, het nut van zoiets en waarschijnlijk vanwege nog wel wat meer bezwaren, maar tot mijn verbazing had hij toegezegd. Er was overeengekomen dat hij met een taxi gehaald en gebracht zou worden en een honorarium zou ontvangen van vijfhonderd euro. Het boek bestond nog niet, maar de drukproeven waren onderweg. Ik zag uit naar deze ontmoeting en zo zette ik mij achter mijn bureau om dit nieuwe werk, met die zo sterke titel, waardig tegemoet te treden.
Enkele dagen later belde de heer Vogel me op met de mededeling dat het project geen doorgang kon vinden.
Pardon?
‘Tja.. ik belde hem zojuist om de laatste details te bespreken en
kreeg toen te horen dat hij er vanaf zag.’
Dit liet ik even op mij inwerken, terwijl mijn bloeddruk omhoog spiraalde.
‘Dus Brouwers belde niet u op, om te moeten afzeggen, maar u belde
hem?’
‘Ja, het leek me gepast om nog even contact te hebben, maar hij had
zich bedacht…’
‘Gaf hij ziekte als oorzaak?’
‘Nee, hij had er bij nader inzien geen zin in, zei hij.’
‘Just like that?’
‘Ja, ja, erg spijtig al met al.’
Erg spijtig?
Hoe bot kan men geraken?
Vlamde het door mij heen.
Van woede half in het Vlaams.
Want ook mij schoof hij toen, zonder enige uitleg, ter zijde.
Was zijn levensmotto, het Noli me tangere, Latijn voor: kom mij niet te na, blijf uit mijn buurt, of eigenlijk gewoon: rot op allemaal, hem hier naar het hoofd gestegen?
*
Maar pas veertien jaar nadien, om precies te zijn op 11 januari 2023, na lezing van Benno Barnards in memoriam, drong zich aan mij op waarom Brouwers de afspraak om naar Haarlem te komen destijds niet gestand kon doen. Het moest het rauwe besef zijn geweest dat hij in het openbaar niet kon spreken over de dood van zijn zoon Daan, waarvan ik eerder niet op de hoogte was en die in Datumloze dagen zo schrijnend aan bod komt.
Zoals mij bleek, enkele dagen geleden, na enig nader onderzoek.
Wat een prachtig stuk. Hulde.