Recensie: Maarten ’t Hart – Het vrome volk
(Deze recensie van Het vrome volk komt uit 9 mei 1975, toen Maarten ’t Hart nog onder de naam Martin Hart publiceerde.)
Pijn, nostalgie en satire over de vrome jeugd
Als we Jan Wolkers mogen geloven heb je als schrijver een streepje voor wanneer je van gereformeerden huize bent. Vertrouwdheid met de ’tale Kanaäns’ – het preekstoelproza – zou dan bijna automatisch de kiemen van welsprekendheid in zich dragen. Of van huis uit gereformeerde auteurs beter schrijven dan de rest is natuurlijk zeer de vraag maar wel schijnt een streng-calvinistische opvoeding een ideale voedingsbodem te zijn voor literaire aspiraties.
In de gedeeltelijk autobiografische verhalen waaruit Het vrome volk bestaat, geeft Martin Hart een afwisselend beklemmende en humoristische sfeer- en zedenschildering van het milieu waarin hij is opgegroeid. Hij doet dit niet op de rancuneuze manier van ‘ik-reken-hier-genadeloos-af-met-mijn-verleden’, maar heel afstandelijk af en toe zelfs vriendelijk, in een proza dat zo sober en puur functioneel is als het interieur van een gereformeerde kerk. Zodat bijvoorbeeld een woordje als ‘doelloos’ in het zinnetje ‘Onder de grijze lucht dwalen meeuwen doelloos rond boven het water’ het effect krijgt van een overdreven lyrische uitspatting. Martin Hart weet met dit zuinige en efficiënte proza hier en daar volmaakte verhalen te schrijven, zoals ‘Het paard’, een aangrijpend verhaal over de dood van een met kar en al te water geraakt paard. Overigens gaan meerdere verhalen over dieren, Hart is namelijk naast schrijver ook bioloog. ‘De neef van Mata Hari’ gaat over de ook wel bekende excentrieke dominee-met-korte-broek Zelle, die door kwaadwillende gemeenteleden net zo lang geschaduwd wordt, tot het hun lukt hem te betrappen bij een compromitterende daad. Eén man uit dit ‘vrome volk’ heeft zelfs apart voor dit Gode welgevallige doel een bromfiets aangeschaft om Zelle op zijn racefiets beter bij te kunnen houden.
Het beeld van het kleinburgerlijke gereformeerde milieu dat langzamerhand uit deze verhalen naar voren komt doet in scherpte niet onder voor Terug naar Oegstgeest van Wolkers en is met veel minder middelen bereikt. Het vrome volk is een sterke voortzetting na Harts romans Stenen voor een ransuil en Ik had een wapenbroeder.
Everhard Huizing
Martin Hart – Het vrome volk. De Arbeiderspers, Amsterdam.
Deze recensie stond eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 9 mei 1975, waarin ook een boek van Mary Michon werd besproken.