Recensie: Leopold Flam – Ik zal alles verdragen, ook mezelf
Zelfreflectie als filosofische noodzaak
Leopold Flam (1912-1995) is een wat vergeten filosoof. Hij gaf les aan de Vrije Universiteit Brussel. Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke hebben uit meer dan twee miljoen woorden een lijvig boek samengesteld. Flam is altijd een veelschrijver geweest. Er is geen voor- of nawoord en daarom weet de lezer niet wat de drijfveren zijn van de samenstellers om de brieven – die bewaard worden in het Letterenhuis van Antwerpen – alsnog te publiceren. Bovendien is het ook niet duidelijk waarom ze focussen op de brieven tot en met 1957 – Flam bleef immers de rest van zijn leven dagboeken schrijven.
Op dertienjarige leeftijd begint Flam voor het eerst te schrijven in een dagboek. Hij vertelt over zijn armoedig bestaan in Antwerpen. Hij is Jood en zoon van twee arme, ongeletterde mensen die leuren met bananen en chocolade. Lange tijd leeft hij met zijn ouders en broer in een kleine, kille en smerige kelder. Er is gebrek aan kleding en voedsel. Voortdurend moet er geld worden geleend en is het moeilijk om de huishuur te betalen. Het is een half mirakel dat Flam heeft leren lezen en schrijven. Zijn ouders willen dat Flam als arbeider in de diamantsector gaat werken, maar daar voelt de jongeman weinig voor. Altijd zal Flam met misprijzen denken aan zijn ouders – hij woont de begrafenis van zijn vader niet bij. Maar Flam vertelt ook over de liefde. Eerst heeft hij een oogje op Anna, later op Julia, die zijn vrouw zal worden. Hij slaagt in een toelatingsexamen voor de Universiteit Gent en wordt licentiaat in de geschiedenis. Als de Tweede Wereldoorlog op uitbreken staat, gaat Flam in het verzet.
Flam is Jood en op jonge leeftijd ook communist. Hij heeft lef: hij draagt geen Jodenster en blijft, ondanks een verbod, het openbaar vervoer gebruiken en gaat naar concerten. Hij is lid van het Joods Bevrijdingscomité en de Linke Poale Zion. Uiteindelijk wordt hij opgepakt en gefolterd in Breendonk. Later wordt hij gevangengenomen en in de Mechelse Dossinkazerne ondergebracht. Uiteindelijk belandt hij in Buchenwald waar hij dwangarbeid uitvoert. Ondanks een verbod, blijft hij schrijven aan zijn dagboek. Zijn levensomstandigheden zijn erbarmelijk maar hij blijft optimistisch en schrijft over een mooie zon aan de hemel en een roodborstje op een telefoondraad.
Na de bevrijding gaat hij terug lesgeven, geeft hij lezingen, engageert zich in allerhande verenigingen, wordt hij vrijmetselaar en schrijft een doctoraat. Flam schopt het tot inspecteur geschiedenis voor het middelbare onderwijs en later tot docent wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit Brussel. Zijn huwelijksleven was slecht: Flam schrijft – wellicht met enige overdrijving – dat zijn huwelijk erger is dan het concentratiekamp. Maar waarom de samenstellers zoveel fragmenten rond dit thema hebben geselecteerd, is een raadsel. Ook de focus op Flams erotische drift wordt breed uitgesmeerd. Het is natuurlijk juist dat Flam in zijn dagboek meerdere keren hoopt op een latere publicatie en dat hij schrijft voor eventuele latere leerlingen. Maar hij schrijft ook dat de dagboeken in de eerste en voornaamste plaats voor zichzelf zijn. De samenstellers hadden wat betreft intieme passages misschien wat schroom aan de dag mogen leggen.
Natuurlijk is Flam in de eerste plaats een denker. In zijn dagboeken doet hij aan zelfreflectie: de eerste plicht is zichzelf te kennen. Het is een vorm van denken dat ook altijd een onderdeel van zijn filosofie zal zijn. Daarom ligt de klemtoon minder op wat er in de wereld gebeurt: de introspectie is het belangrijkste. Al op jonge leeftijd is hij er zich van bewust dat kennis en studie onontbeerlijk zijn. Flam voelt zich op zijn best in het gezelschap van boeken, pen en papier. Al van kleins af aan koopt hij boeken: op vijftienjarige leeftijd meldt hij dat hij reeds zeventig boeken bezit. Hij leest op jonge leeftijd Spinoza, Dante, Schopenhauer en Tjechov. Het is onduidelijk waar hij het geld vandaan haalde om boeken te kopen.
Flam is ook een twijfelaar. Al vroeg wordt hij atheïst en vrijdenker – waardoor hij zich niet populair maakt in Joodse en katholieke kringen. Maar tijdens zijn gevangenschap komt God weer opduiken. Hij is gedreven en heeft veel energie, maar optimisme en pessimisme nemen beurtelings het voortouw. Tegenover het Jodendom, de Vlaming, het communisme en het onderwijs heeft hij ook altijd een ambivalente houding en schrijft hij tegenstrijdige passages. Bij Flam zijn haat en liefde communicerende vaten. Toch blijf er altijd hoop. In 1950 schrijft hij: ‘Ondanks alles blijf ik in de mens geloven, ook in zijn toekomst, ondanks al hetgeen er gebeurd is.’
Het lijkt erop dat de samenstellers elk aspect van Flams leven willen belichten: hij groeit op in extreme armoede, is een verzetsheld, een overlever van Buchenwald, een echtgenoot, een onderwijspionier en een denker. Jammer genoeg werden ook talrijke aantekeningen geselecteerd over echtelijke ruzies en andere intieme zaken. De samenstellers zijn blijkbaar van mening dat zulks belangrijk is als ‘de mens’ centraal wordt gezet. Het leven van Flam is boeiend en hijzelf een fascinerende man. Hij schrijft onderhoudend en daarom zijn de dagboeken erg aangenaam om te lezen. Het ouderwetse taalgebruik zorgt bovendien voor extra charme.
Kris Velter
Leopold Flam – Ik zal alles verdragen, ook mezelf. De Geus, Amsterdam. 464 blz. € 29,99.
Dag Kris Velter, dank je voor het lezen van het Flamboek en voor je reactie. Ik reageer op mijn beurt, eerst en vooral om te zeggen dat Flam – goddank voor hem – nooit in Breendonk gevangen heeft gezeten en er dus ook niet is gefolterd. In Buchenwald zat hij twee weken, daarna werd hij naar het werkkamp Hadmersleben gestuurd. Je vraagt je af waarom we een selectie uit de brieven en de dagboeken hebben gepubliceerd. In zekere zin geef je zelf het antwoord: we vinden zijn leven enorm fascinerend; de dagboeken bieden een uniek ego- en tijdsdocument. En zoals we schrijven in het boek, we houden op in 1957 omdat hij van toen af aan zijn dagboeken begon te gebruiken voor zijn vele publicaties én hij min of meer gesetteld was als docent aan de VUB. Wat de intieme details betreft: wij hebben het principe gehanteerd: geen censuur; alles of niets. En zo krijg je een beeld van een mens in àl zijn facetten, fraai en minder fraai!
Interessant. Ik plaatste deze bespreking op de FB groep ‘Iedereen leest’ twee weken geleden:
Ik had nooit eerder een echt dagboek gelezen. Sinds mijn vader zeven jaar geleden overleed, ligt er wel eentje in een schuif. Het is een boekje van 6 x 10 centimeter. Er staan wat namen in en veel tekst in zo’n minuscuul handschrift dat ik er een extra groot vergrootglas voor gekocht heb. De lopende tekst begint op 30 januari 1940 en stopt op 3 oktober 1940. Af en toe neem ik het vast, blader er in en leg het weer weg. Ik heb nog te veel schroom om het te beginnen lezen. Omdat het van mijn vader is en ik niet denk dat het voor ons achtergelaten is.
Nu heb ik een ander dagboek in handen: ‘Ik zal alles verdragen, ook mezelf – Dagboeken en brieven van Leopold Flam’, samengesteld door Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke.
Ik heb een jaar les gekregen van Leopold Flam en regelmatig ontging mij de betekenis van wat hij vertelde. Hij was op zijn minst gezegd apart en onder de studenten deden verhalen de ronde die er niet toe deden. We wisten wel dat hij opgepakt was door de nazi’s en afgevoerd werd naar het concentratiekamp Buchenwald.
Mijn vader werd als krijgsgevangene afgevoerd naar wat hij altijd Oost-Pruisen noemde en moest er op een boerderij werken.
Ze overleefden allebei en ook hun dagboek maar dat van mijn vader was veel bescheidener in omvang.
Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke laten hun selectie uit de brieven en dagboeken van Leopold Flam beginnen met een stukje dat 17 december 1925 als datum heeft. Flam is dan dertien jaar en heeft de woorden genoteerd die Fanny, de zus van Anna Lipschitz op wie hij verliefd is, hem naar het hoofd slingerde: “Gij bedelaar, ik zal naar de politie gaan en zeggen dat men u en uw ouders uit België verbant. Uw ouders zijn bedelaars, en zij gaan iedere dag bedelen.”
Zo krijgen we meteen het eerste van de thema’s aangeboden die in de dagboekfragmenten naar voor komen: de armoede waarin hij opgroeide, de vrouw(en) in zijn leven en het racisme en de aanvallen op de joden die hij meemaakte.
“Vrijdag, 25 november 1938. Mijn vrouw is voor mij het symbool van mijn smartelijk leven, van de ontgoocheling, van het onbegrip, het holle woord. Zij heeft mij altijd doen lijden, ze heeft me vernederd en beledigd. Ik heb haar geldelijke hulp duur betaald: met mijn leven, met mijn levensdoel.” (p.241). En op vrijdag 11 juli, 1944: “Ma toute petite, Weet één zaak: ik bemin u al jaren en mijn liefde neemt toe met mijn levensjaren. Ge zijt mijn spirituele echtgenote en niet alleen naar het vlees.” Het was een huwelijk van twee mensen die niet met en niet zonder elkaar konden en op 30 april 1950 schrijft hij over het huwelijk “Door de haat worden soms mensen meer aan elkaar gehouden dan door de liefde.” (p.341).
Wat Jodenhaat betekent, ondervond hij al op school.
“Dinsdag, 11 juli 1939. In het atheneum waren er leraars die mij ignoreerden omdat ik jood ben. Er zijn zelfs zgn. kommunisten die het me bij de eerste de beste gelegenheid onder de neus wreven. … Ik lijd er zeer diep onder in een tijd van rassenhaat te leven. Elke haat in het sociale leven leidt tot catastrofen, zeker deze van volk tot volk.” (P.243)
Met dit boek krijgen we een zeer persoonlijke kijk op de mens Leopold Flam als filosoof, als schrijver en zijn problemen met uitgevers, als leraar en professor, zijn omgang met collega’s, zijn visie op de maatschappij.
Ik ben geen filosoof maar filoloog – en er zijn nog steeds mensen in mijn familie die het verschil niet kennen – en ik beken dat ik niet altijd goed begreep waar de professor het over had in zijn lessen maar ik heb hem altijd gezien als een bijzondere mens en toen ik deze dagboeken en brievenlas, was ik eerst geschokt en dan gefascineerd door de eerlijkheid en openheid waarmee hij zich blootgeeft. “Soms verbeeld ik mij dat iemand deze regels zal lezen en met mij zal meevoelen en van mij zal houden” schreef hij op 21 november 1953 en het is één van de twee citaten waarmee ‘Ik zal alles verdragen, ook mezelf’ opent. Daar is hij wat mij betreft in geslaagd.
Ik blijf erin lezen. Bij sommige passages voel ik schroom, gêne en vraag ik mij af of ik dat wel wil weten. Ja toch want het maakt Leopold Flam tot meer mens dan hij voor mij ooit geweest is.
Wie meer wil weten over de persoon en zijn werk verwijs ik naar het uitstekend artikel van Jan Stevens in Knack van 8 februari en het eerbetoon dat Marnix Verplancke schreef eveneens in Knack gepubliceerd werd op 25 augustus 2021 n.a.v. het boek ‘Ecce Philosophus. Leven en werk van Leopold Flam dat ex-leerlingen als eerbetoon schreven.
Zelf blijf ik lezen en herlezen en misschien moet ik toch ook eens aan dat dagboek van mijn vader beginnen.