Strips: Loes Faber – Ik ben mijn muze
Glorieus het podium pakken
In de graphic novel Ik ben mijn muze tekent Loes Faber de fascinerende levensverhalen op van acht vrouwelijke kunstenaars door de geschiedenis heen. Sommigen van hen kregen in hun eigen tijd uiteindelijk wel erkenning, maar zijn vervolgens toch naar de achtergrond verdreven: in het standaardwerk A Basic History of Western Art uit 1980 stond geen enkele vrouwelijke kunstenaar. Dat is je lot wanneer de geschiedenisboeken voornamelijk geschreven worden door (witte) mannen, aldus Faber. Maar gelukkig, merkt ze zelf op, zijn de tijden aan het veranderen en worden aloude verhalen aangevuld. Ik ben mijn muze is daar een schitterend voorbeeld van.
Artemisia Gentileschi, Elsa von Freytag-Loringhoven, Charley Toorop, Claude Cahun, Frida Kahlo, Amrita Sher-Gil, Elizabeth Catlett en Carolee Schneemann. Dat zijn de kunstenaars die Faber met indrukwekkende zwart-wit tekeningen en grote lappen tekst uitlicht in haar graphic novel. Gentileschi werd in 1593 geboren, Schneemann in 1939. Doordat Faber de kunstenaars chronologisch afgaat, is Ik ben mijn muze meer dan een verzameling biografieën. Er ontstaat zowel een beeld van de ontwikkelingen in de kustgeschiedenis, als van de emancipatie van de vrouw. Gentileschi leefde in een tijd waarin verkrachting juridisch teniet kon worden gedaan, als je vervolgens met het slachtoffer trouwde; Schneemanns kunst is een product van de tweede feministische golf. Maar als die laatste in 1964 een sensuele performance uitvoert, probeert een man die daar zo overstuur van is, haar te wurgen. Er is veel veranderd en er is veel hetzelfde gebleven.
‘De selectie van vrouwen is een persoonlijke, en daarmee onvermijdelijk beperkt,’ geeft Faber in haar voorwoord aan. Waar ze op gelet heeft, is dat de geselecteerde vrouwen in verschillende kunstdisciplines actief waren die in verschillende werelddelen werden beoefend. De herkomst van de vrouwen zelf is vrij eentonig te noemen: vijf komen uit Europa, drie uit Noord-Amerika. Ook valt op dat allen minstens in de middenklasse zijn geboren. Tegelijkertijd raak je er tijdens het lezen van Ik ben mijn muze van overtuigd dat je, zeker als vrouw, wel enige vinkjes móét bezitten om toe te kunnen treden tot de hogere regionen van de kunstwereld. Seksisme is een ervaring die alle acht de kunstenaars delen. Dat verklaart deels het zijn van ‘hun eigen muze’: het eigen lichaam en de eigen persoon waren de grootste vrijplaatsen die ze konden vinden.
Dat Faber uitgebreid reflecteert op haar selectie toont in ieder geval haar integere werkwijze aan. Ook de manier waarop ze met allround kunstenaar Claude Cahun omgaat, geeft hier blijk van. Op heldere wijze verklaart de auteur dat Cahun in onze tijd misschien wel met genderneutrale voornaamwoorden zou willen worden aangesproken, en waarom ze in dit boek waar nodig toch voor de vrouwelijke vorm heeft gekozen. Faber lijkt te hebben nagedacht over alle vormen van kritiek die op de loer liggen bij het maken van een mini-canon, maar nergens leidt dit tot een verkrampt boek.
Wat Ik ben mijn muze tot zo’n aangename lees- en kijkervaring maakt, is de stijl en toon die Faber gevonden heeft in zowel haar tekeningen als in haar prozastukken. Het geheel is krachtig en opgewekt, alsof ze het vertelt aan een jongere zus die op het punt staat de wijde wereld in te trekken. Natuurlijk worden we gewezen op de verschillende vormen van ongeluk en onrecht waar de kunstenaars mee te maken hebben gehad – de eenzaamheid en de pijn spat soms van de pagina’s af. Maar nergens sluipt er een verongelijkt slachtofferschap in. Er wordt juist nadrukkelijk stilgestaan bij de prachtige werken die de kunstenaars gemaakt hebben, bij de kleine en grote overwinningen die ze op persoonlijk en zakelijk vlak hebben geboekt. Het uitroepteken wint het van de dubbele puntjes. Deze graphic novel voelt daarom aan als een viering. Een viering van de kunst, een viering van de vrouw, een viering van de vrouw in de kunst. En iedereen is uitgenodigd deze keer.
Martijn van Bruggen
Loes Faber – Ik ben mijn muze. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 216 blz. € 23,99