Nieuws: Ook Peter Buwalda vindt De kellner en de levenden een ‘stug, flauw boek’
Vorige week baarde Lisa Bouyeure opzien omdat haar leesclub (vol ‘neerlandici, literatuurrecensenten en schrijvers van gelauwerde boeken’) niet door De kellner en de levenden van Simon Vestdijk kwam. Collega-columnist in de Volkskrant Peter Buwalda is het met haar eens:
Goeie leesclub, dacht ik meteen, maar geen goeie Vestdijk. Het ergert me altijd dat juist De kellner en de levenden is komen bovendrijven, een wat stug, flauw boek voor S.’ doen, smeuïg, dat wel, dat altijd, maar niet tot de bodem. Het probleem is, dat niemand het overzicht heeft, en elkaar decennialang nalult, en nu zitten we met een matige Vestdijk opgescheept, en gooit Bouyeures leesclub – niemand kwam ‘lekker in’ De kellner, meldde ze, of begon er ‘niet eens aan’, dat laatste kan Vestdijk overigens niet helpen, vind ik, wij moesten vroeger in ieder geval één spruitje proeven – zonder het te weten de hele S. met het badwater weg.
Buwalda geeft vervolgens zijn ranking van de door hem gelezen boeken van Vestdijk aan. De ziener staat op 1, De kellner en de levenden vinden op plek 18. Lees de hele column hier.
Een van de gelauwerde schrijvers uit de leesclub die het niet aankon, was Auke Hulst:
Je kunt gerust van dat boek houden, maar in deze minachtende stuip schieten bij een contraire mening is een tikje sneu. We lezen met die club al jaren boeken (uit) die dikker en "moeilijker" zijn dan de betreffende Vestdijk en dit is de eerste keer dat we hier tegenaan lopen.
— Auke Hulst (@aukehulst) April 18, 2023
Bored to death.
— Auke Hulst (@aukehulst) April 18, 2023
Fijn dat we nu weten wie die gelauwerde schrijvers zijn.
Ze hebben allebei dringend hulp nodig, een soort literaire therapie – dan komt het misschien ooit weer goed met ze. En zo snel mogelijk die afgrijselijke leesclub uit, die heeft duidelijk een funeste invloed.
Buwalda zit al jaren vast, zijn column is niet te lezen, maar niemand vertelt het hem. Auke schreef met ‘En ik herinner me Titus Broederland’ een zeer goede fantastische roman, hoewel niet zo goed als ‘De kelner en de levenden’. Een deel van de Mitsukoshi troostbaby company bestond uit futloos pruttelproza, geklep uit de Libelle, de Margriet of een of ander zelfhulpboek voor gehoorgestoorde stokstaartjes, alles, om precies te zijn, over die liefdesrelatie, zodra het daar over ging leek Auke niet meer te kunnen schrijven. In een milde bui heb ik eens bedacht dat dit proza te rechtvaardigen was omdat het toonde dat de verteller niet van zijn vriendin hield en dat ze dus groot gelijk had met die abortus. Op een andere manier valt dit deel van het boek niet goed te praten.
Beste Auke, beste Peter, het is nog niet te laat, GA WEG UIT DIE ENGE LEESLCLUB! Jullie zijn nog te redden.
ik heb gereageerd, maar ik zie mijn reactie niet
Fijn dat ze er nu staan. Mijn bloeddruk begon veel te hoog te worden.
Nu een stukje van de eerste pagina van ‘De kelner en de levenden’.
In de namiddag hadden langgerekte witte wolken met de vage allures van gerafelde zwaardvissen een zomerse hemel bezeild. Thans woei er een herfstige nachtwind, die het zweet in de oksels onder de overjassen huiveringgevend deed opdrogen; en tussen de wolken zwierf een enkele winters flonkerende ster. Het was een dier getijdenrijke dagen geweest, vol van kosmisch initiatief, die schijnen voort te gaan naar kentering en vernieuwing en die het tenslotte toch niet verder brengen dan de bestuursvergadering van een voetbalvereniging waar men aan ontgroeid is.
Buwalda en Hulst hebben zo hun momenten gehad, daar wil ik niet hard in zijn, maar zo mooi als Vestdijk hierboven hebben ze nooit geschreven. En het is niet moeilijk tientallen, zelfs honderden van dit soort zinnen uit de kelner en de levenden te plukken. Maar het boek is niet alleen daarom zo goed. De thematiek stijgt ook ver, heel ver uit boven alles wat ik van Buwalda en Hulst heb gelezen. In de kelner en de levenden gaat het om niets meer of minder dan de vraag of het universum eigenlijk de moeite waard is. Nee, veelomvattender kan het inderdaad niet.
En daarom erger ik mij kapot aan dit zelfingenomen, ingeslapen leesclubje.
Tientallen van dat soort zinnen zou ik ook niet aankunnen, laat staan honderden. Dat een schrijver beroemd is hoeft nog niet te betekenen dat iedereen zijn werk goed moet vinden. De literatuursnobs kunnen er blijkbaar niet zo goed tegen als iemand zegt: eigenlijk vind ik er geen zak aan.
Beste Frans, je vergist je, de snobs zitten juist in die leesclub. Buwalda en Hulst, dat zijn de grote namen van tegenwoordig. Vestdijk is een nogal obscuur geworden auteur die nog maar weinig wordt gelezen. En ik kan best begrijpen dat zijn proza voor allerlei mensen wat moeilijk toegankelijk is geworden. Maar van mensen als Neerlandici en gelauwerde schrijvers, dáár verwacht ik van dat ze de waarde van dit boek kunnen zien. Het is hun vak. Van een goede kok verwacht je ook dat hij het verschil kan proeven tussen een hapje uit een toprestaurant en een hapje uit snackbar.
Inmiddels de column van Buwalda gelezen, lees ik toch eens een van zijn columns uit. Hij blijkt zelf niet in de leesclub te zitten, dat is alweer mooi. Ook verrassend: in tegenstelling tot wat hierboven wordt beweerd is hij het NIET Bouyeure eens. In tegendeel: hij prijst Vestdijk de hemel in. Hij noemt hem geniaal en hij schat de beste romans van Vestdijk net zo hoog in als De donkere kamer van Damokles. Kijk, dat is toch een heel ander verhaal. We moeten de hoop dat Buwalda ooit zijn trilogie afkrijgt nog niet laten varen. Het blijft vreemd dat hij de ‘kelner’ dan relatief laag inschat, maar bij zoveel lof voor andere romans van Vestdijk til ik daar niet zwaar aan. Iedereen heeft zijn blinde vlek(ken).
De toestand van Auke H lijkt me daarentegen nog steeds heel zorgelijk. Om te beginnen de leesclub met andere gelauwerden verlaten. Dan elke dag een stukje Vestdijk lezen, voorzichtig beginnen met elke dag een paar bladzijden en dan langzaam opvoeren. Zich verdiepen in het vraagstuk van de literaire stijl en wat zoal mooie stijlen zijn en waarom. Leren dat er zoiets als humor bestaat (ook veel Nabokov lezen). Wat ironie is en hoe je daarmee veel eerlijker kunt zijn dan als je eerlijk bent. Wie weet gloort er voor deze dwalende ziel dan uiteindelijk ook hoop.
Buwalda moet er weer overheen hoor. De kellner is gewoon een geweldig boek.
@Wouter, heb je de door jou aangehaalde zinnen wel gelezen? Mooi?!? In godsnaam, wat een opgeblazen tienerproza…!
“In de namiddag hadden langgerekte witte wolken met de vage allures van gerafelde zwaardvissen een zomerse hemel bezeild.” Wat staat hier nou, anders dan een zwakke, met bijvoeglijk naamwoorden (langgerekt, wit, vaag, gerafeld, zomers) gelardeerde beschrijving van de hemel. De hemel! Who cares? Net zo oninteressant als een gesprek over het weer. En zwaardvissen? Wat?
“Thans woei er een herfstige nachtwind, die het zweet in de oksels onder de overjassen huiveringgevend deed opdrogen; en tussen de wolken zwierf een enkele winters flonkerende ster.” Wat? Een onbedoelde tegenstelling: is het nou herfstig of winters? En zweet onder oksels. Waarom? Wat voegt dit toe? En weer die hemel. Gaap.
Enz enz. Het is zeer matig proza.
Bete Gerrit
Je snapt er niks van, maar dat hoeft ook niet. Ga in vrede en lees iets wat je wel kunt volgen. Het ging me om het clubje dat deskundig pretendeerde te zijn. Ik maak inmiddels een uitzondering voor Buwalda, die Vestdijk rekent tot de beste schrijvers die we ooit hebben gehad, maar andere romans beter vind. Ben ik niet met hem eens, maar neem ik zeer luchtig op.
Beste Wouter,
Je reactie nog matiger dan het door jou aangehaalde proza van Vestdijk. Zie ik dit nu goed? Verlaag jij je werkelijk tot een ad hominem, met je niet onderbouwde aantijging dat ik dingen niet zou snappen? Ik snap het donders goed. Ik spreek je aan op jouw vaststelling dat die ondermaatse regels van Vestdijk ‘mooi’ zouden zijn. En ik onderbouw mijn reactie ook nog eens. Waar het jou verder om gaat zal me een worst wezen. En jij? Jij maakt een sneue -d/-t fout. En je onderbouwt niks, en zegt dus ook niks.
Groetjes,
Gerrit
Nou Gerrit, ik krijg de indruk dat je vooral zin hebt om wat met me te bakkeleien, maar ik zal het fragment van Vestdijk dan een beetje proberen toe te lichten (en mogelijk nog wat typefoutjes maken).
De hemel maakt deel uit van je omgeving en beinvloedt je. Bij mooi weer kom je bijvoorbeeld makkelijker in een goed humeur. Je kunt de hemel dus maar beter goed in de gaten houden.
De dag die ten einde loopt als het boek begint was er een met ‘geheimzinnig weer’, eerst zomers, daarna herfstig, en de sterren doen weer aan de winter denken. Zo’n dag die je het gevoel geeft dat het leven een raadsel is en dat je dat raadsel zou kunnen oplossen. Maar ten slotte, als de dag zo’n beetje voorbij is, krijg je het gevoel dat je toch niet verder komt. Zo’n dag was het, niet toevallig, en dan begint het verhaal.
Net als een gedicht laat het stukje Vestdijk zich niet reduceren tot een interpretatie. Het stukje Vestdijk is dus veel mooier dan mijn poging tot uitleg.