Technopoëzie

In de digitale wereld die Mark Zuckerberg en zijn consorten voor ogen hebben, een online ‘metaverse’ waar alles en iedereen met elkaar in verbinding staat en zichzelf middels een ‘avatar’ uiteenlopende identiteiten kan aanmeten, lijkt op het eerste oog niet direct plek voor poëzie, een dichtvorm die al millennia oud is. Gelukkig denkt Merel van Slobbe daar anders over: zij neemt de handschoen op om gedichten te schrijven waarin de metaverse wordt bewandeld, bekritiseerd en bewonderd, compleet met de thema’s en het idioom die je hier op een frisse, intelligente manier naar doen kijken, wat leidt tot eigenzinnige poëzie.

Eerst over die avatars: dit zijn figuren die iemand (een menselijke gebruiker) representeren in online video games of andere digitale gemeenschappen, in sommige gevallen compleet met een gedetailleerd uiterlijk en profiel met allerhande voorkeuren. Zo’n avatar wordt op een goede dag gecreëerd wanneer een nieuwe speler de fonkelende arena van het betreffende spel betreedt, en blijft vervolgens tot in het oneindige bestaan als een minuscuul stukje data op een server. Waar mensen na verloop van tijd sterven, begraven of gecremeerd worden en vervolgens doorgaans stilaan in vergetelheid raken, blijft de ziel van een avatar voortbestaan, wat Van Slobbe treffend beschrijft.

Die laatste strofe is typerend voor de gedichten in deze bundel; regelmatig worden de verzen onderbroken door passages in het Engels die vaak uit citaten van intellectuelen bestaan en de concepten waarover Van Slobbe schrijft vanuit een meer technisch oogpunt verklaren. Soms werkt dat goed, zoals in bovenstaand fragment, waarin de zakelijke omschrijving door Van Slobbe mooi gevisualiseerd wordt met voorbeelden uit bekende computerspellen. Bij andere gedichten zijn deze onderbrekingen ook weleens hinderlijk, of spelen ze een dermate grote rol dat de eigen taal van de dichter geminimaliseerd wordt. Het feit dat Van Slobbe aan de lopende band reageert op de teksten van anderen past thematisch gezien wel erg goed bij het onderwerp van deze bundel; het internet en met name de sociale media zijn immers ook een lange keten van actie en ontelbaar veel reacties.

Waar sommige teksten in deze bundel, zoals bovenstaande strofen, duidelijk vormgegeven en herkenbaar zijn als poëzie (zij het met taal en beelden die je meestal niet in alledaagse gedichten aantreft), bevat dit boekwerk ook enkele teksten die sterker neigen naar essays. Opvallend is bijvoorbeeld dat in die stukken de regels niet worden afgebroken (zelfs niet uitgevuld, waardoor er soms gekke lege plekken aan het eind van de regel ontstaan), en dat er ook geen bewust spel met beelden, klank en ritme gespeeld lijkt te worden. Ook in deze passages wordt er veel geciteerd en verwezen naar geschriften van anderen. Zo schrijft Van Slobbe onderstaande tekst over de toekomst van technologie en het doel van de metaverse.

What can you do but hold your hand out in the dark? schreef Ursula K. Le Guin.

Zolang de doelen van technologie ambigu zijn, blijft technologie dat ook.
Zolang we zelf ambigu zijn, blijft alles wat we maken dat ook. Haraway
beargumenteert dat we de machine niet als een aparte entiteit kunnen
zien: we are they. Robots vormen zowel het hek als datgene wat eraan
ontsnapt.

De materie waarover Van Slobbe in deze essayistische gedichten schrijft is heel interessant en zet je meer dan aan het denken, maar het poëtische verdwijnt erin naar de achtergrond.

In 2019 publiceerde Merel van Slobbe al een chapbook bij Literair Productiehuis Wintertuin – een soort proeve van kunnen voorafgaand aan haar officiële debuutbundel – waarin onder meer een reeks gedichten stond over de populaire internettheorie dat popster Avril Lavigne overleden zou zijn en ‘vervangen’ door een look-a-like. Dat de populaire cultuur Van Slobbe blijft inspireren zien we ook terug in deze bundel, met een gedicht over popzangeres Lana Del Rey, die zelf overigens ook poëzie publiceert. In het gedicht speelt Van Slobbe opnieuw met identiteiten, door een vroeg alterego (Sparke Jump Rope Queen) van de zangeres te gebruiken en naar hartenlust te citeren uit haar songteksten.

ik ben een ongewoon meisje, ik ben blue hydrangea, cold cash, cashmere,
cologne and sunshine, my pussy tastes like Pepsi-Cola
, ze wijst naar de
blauwe plekken op haar knieën en vertelt over de keer dat ze over de
rand van haar eigen silhouet struikelde, everything can be manufactured,
I just want to get high by the beach, high by the beach, mijn verleden is
vreemder dan een vreemde

Zoals in meer gedichten lopen Nederlands en Engels kriskras door elkaar, en is niet geheel duidelijk welke woorden Van Slobbe bedacht en welke uit de pen van Lana Del Rey of van anderen komen; fenomenen die natuurlijk op internet en sociale media ook gemeengoed zijn. Toch is ook hier weer de vraag of het gedicht echt werkt, of Van Slobbe hier de beste vorm heeft gekozen om observaties over Del Rey, haar beelden en taalgebruik te delen.

Een tekst die ik bijzonder vermakelijk vond is ‘Non-player character’, waarin Princess Peach uit de populaire computerspellen van Super Mario de hoofdrol krijgt toebedeeld. Van Slobbe laat terecht zien dat deze prinses een klassieke damsel in distress is, wiens identiteit volledig in dienst staat van de heldhaftige hoofdpersoon. Het is daarom een wrange constatering dat deze altijd in het roze geklede jongedame “in meer videospelletjes is voorgekomen dan ieder ander vrouwelijk personage, hoewel ze meestal geen playable charachter is”. Het is stevige kritiek op de nog altijd klassieke genderpatronen die ook in moderne media als videospellen hun weg hebben gevonden. Ook hier draagt de poëtische laag van de tekst echter niet direct bij aan de inhoud van de boodschap, hoewel Van Slobbe wel mooie vergezichten formuleert.

maar Princess Peach droomt van goud en grijs en paars, ze wil het script
uit haar bevroren blonde haar borstelen, ze wil zich tussen de codes door
naar buiten worstelen

Dat Van Slobbe een getalenteerd schrijver is, bewees ze al met haar speelse chapbook, en in De maan schijnt feller in de metaverse is dat opnieuw een feit. Desondanks lijkt de vorm van traditionele poëzie haar nu een beetje in de weg te zitten; de ideeën en thematiek die ze wil behandelen gaan niet goed samen met het dwingende karakter dat gedichten doorgaans van oudsher hebben. Het is lovenswaardig dat ze de kaders verder op probeert te rekken en naar de moderne communicatiestromen van het internet en sociale media te vertalen, maar dat leidt mijns inziens helaas niet altijd tot mooie gedichten, die overigens ook bij het voorlezen ervan (door de schrijver dezes) iets van hun glans en zeggingskracht verliezen. Merel van Slobbe is een intelligente auteur die zich heeft ondergedompeld in uitdagende en urgente thematiek, waardoor ik hoop dat we, bijvoorbeeld met een verzameling essays, of digitale genres, nog vele leerzame en zinnenprikkelende vruchten van haar werk mogen plukken.

Willem Goedhart

Merel van Slobbe – De maan schijnt feller in de metaverse. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 72 blz. € 19,99.