Recensie: Romain Rolland – Jean-Christophe – Deel I Dageraad
Romain Rollands Romanstroom
De Franse romancier Romain Rolland (1866 – 1944) werd, helemaal nadat hem in 1915 de Nobelprijs voor Literatuur was toegekend door links – in Frankrijk, maar ook daarbuiten – beschouwd als het geweten van de literatuur. Zijn pacifisme noopte hem de oorlogsjaren in Zwitserland door te brengen; in Frankrijk werd hij wegens dat pacifisme en zijn verzoeningsstreven als pro-Duits afgeschilderd, in Duitsland om dezelfde reden als een anti-Duitse, Franse nationalist.
Rolland verwierf al voor de Eerste Wereldoorlog literaire roem met zijn tiendelige romanreeks Jean-Christophe, verschenen tussen 1904 en 1912. Rolland bedacht zelf de term voor zo’n veeldelige reeks, gewijd aan leven en tijd van één personage: roman fleuve, romanstroom. Uitgeverij Meulenhoff brengt een vertaling van het hele tiental uit, ondergebracht in drie delen. De eerste vier romans van de reeks zijn opgenomen in het onlangs verschenen deel 1, getiteld Dageraad.
Rollands eerste grote ambitie was niet het schrijverschap geweest, hij had musicus en componist willen worden. Van een opleiding in die richting kwam het niet omdat zijn ouders daar bezwaren tegen hadden. Maar dat het idee in zijn hoofd is blijven rondspoken bewijst (Jean-)Christophe Krafft, de hoofdpersoon van de romanreeks Jean-Christophe, wiens karakterontwikkeling en levensloop Rolland beschrijft vanaf het moment dat hij geboren wordt. Christophe krijgt van zijn alcoholische vader en zijn brave grootvader bijzondere muzikale talenten mee, door zijn vader op hardvochtige dressuurpedagogische wijze omgezet in piano- en vioolvirtuositeit. Ver voor zijn volwassenwording wordt hij opgenomen in het orkest van het Duitse groothertogdom, een orkest dat als thuisbasis het stadje aan de Rijn heeft, waar de Kraffts wonen.
Virtuoos uitvoeren van andermans muziek is, hoe goed hij dat ook kan, niet waar zijn hart ligt. Sterker, naarmate hij die beter begrijpt en doorziet, begint hij zich er meer aan te ergeren. Die muziek – en dat is vooral wat midden negentiende in Duitsland als eigentijdse muziek geldt – is naar Christophes groeiende inzicht te pathetisch en te onecht en mist de hoekigheid en de stroefheid die muziek óók moet hebben. Waarom? Omdat die zijn eigen karakter weerspiegelen, maakt Rolland eerder impliciet dan expliciet duidelijk.
Rollands Christophe is een jongeman met een hoekig karakter, op het grove en nurkse af. Fijnzinnigheid is hem vreemd, in zijn denkwereld zowel als in zijn manieren en in zijn omgang met anderen, ook anderen van wie hij afhankelijk is. Een ergernisje kan zomaar oplaaien tot blinde drift en impulsieve, rücksichtlose besluiten.
Christophe krijgt als componist nauwelijks een poot aan de grond. Zonder er veel musicologische woorden aan te wijden, verbindt Rolland dat oorzakelijk met het strijdig zijn van Christophe’s muzikale, compositorische ideeën met de heersende muzikale principes in Duitsland.
Zijn opvattingen over andere componisten en hun werk, in een tijdschriftje gepubliceerd, zijn ongenuanceerd en eerder scheldpartijen dan kritische analyses, zodat hij er voornamelijk afwijzing van zijn opvattingen, van zijn muziek en van zijn persoon mee bewerkstelligt.
Rolland doet er vier boeken van deze roman fleuve over om Jean-Christophe Krafft van – naar regionale maatstaven – wonderkind tot een geminachte outsider te maken. Als Christophe na een schandaal Duitsland moet ontvluchten en de grens met Frankrijk oversteekt, wacht hem hopelijk een niet door Wagnerianen gedomineerde artistieke omgeving, maar een muziekcultuur waarin zijn muziek kan gedijen. Maar dat kunnen we pas lezen als Meulenhoff het tweede deel uitbrengt.
Vergeleken met hedendaagse romans zou je Jean-Christophe tamelijk wijdlopig kunnen noemen. Je zou echter ook kunnen zeggen dat Rolland weigerde om zich bij de vele personages, die in de loop van de gebeurtenissen slechts zijdelings een rol spelen, te beperken tot een korte, schetsmatige beschrijving, het gevolg van tempovertraging voor lief nemend.
Is Jean-Christophe verouderd? Nee, net als kennis veroudert literatuur niet, althans niet in meer dan de letterlijke betekenis van ouder worden. Is Joyce’s Ulysses verouderd? Cervantes’ Don Quichot? Petronius’ Satyricon? Nee toch zeker? Dat klinkt voor sommigen misschien verrassend, omdat het Nederlandse onderwijs decennialang beïnvloed is geweest (is?) door het door onderwijskundigen gepropageerde misverstand dat kennis wél veroudert. Ik hoor nog die onderwijskundige als bewijs het idee aanhalen dat de aarde een platte schrijf is. Dat is toch verouderde kennis? Nee, dat is geen kennis en is het ook nooit geweest, want het was en is een foutief idee. De stelling van Pythagoras daarentegen is, ondanks een leeftijd van zo’n tweeënhalfduizend jaar, niet verouderde kennis en zal dat ook nooit worden.
In Jean-Christophe vinden we geen ideeën die volkomen fout zijn, maar daar waar Rolland volksaard erbij haalt om het decor van de handeling in te kleuren, gaat hij voorbij aan het stereotiepe karakter daarvan. Maar aan dat laatste inzicht ontbrak het rond de eeuwwisseling nog, zeker in een Europa waarin nationalisme hoogtij vierde.
Is kennis van de laatnegentiende-eeuwse Duitse en Franse muziek nodig om Jean-Christophe goed te kunnen begrijpen? Ik denk het niet, een gedachte gevoed door het ook in dat opzicht goed hebben kunnen volgen van Rolland, terwijl mijn kennis daarvan nauwelijks uitstijgt boven rudimentair.
Hans van der Heijde
Romain Rolland – Jean-Christophe – Deel I Dageraad. Vertaling Tatjana Daan. Meulenhoff, Amsterdam. 628 blz. € 29,99.