Recensie: Shenan Karunatilaka – De zeven manen van Maali Almeida
Fantasierijke en politieke Booker Prize-winnaar
Het is met veel bravoure dat Shenan Karunatilaka zijn protagonist Maali Almeida middels een imaginair visitekaartje introduceert, want dit zou erop moeten staan: Fotograaf. Gokker. Slet. Dit staat al op de eerste pagina van De zeven manen van Maali Almeida, probleem is alleen wel dat Maali net dood is, vermoord. En dat weet hij zelf nog niet; hij weet dan ook nog niet dat hij zich bevindt in het Tussenin, ergens voor een loket, tussen het leven en het permanente hiernamaals. En voor dit loket krijgt Almeida een keuze: door naar de doden of er tussenin om er achter te komen wie hem nu vermoord heeft en vooral: waarom?
De zeven manen van Maali Almeida is de tweede roman van de Sri Lankaanse Shehan Karunatilaka, die hiermee in 2022 zeer verrassend de Booker Prize binnenhaalde, waarmee tevens een licht geworpen wordt op de bijna vergeten Sri Lankaanse Burgeroorlog (1983-2009). Dit is dan ook het belangrijkste thema in Karunatilaka’s tamelijk spectaculaire en bijzonder fantasierijke roman: de burgeroorlog tussen de boeddhistische Singalezen en hindoeïstische Tamils. In 1987 ging India zich er ook nog eens stevig mee bemoeien door (vredes)troepen te sturen. In dit kruitvat is oorlogsfotograaf Maali Almeida actief – en wordt hij in 1990 vermoord. Maali heeft een leven geleid van beschietingen met artillerievuur, LSD-trips, pokermarathons en geheime relaties en hete seks met mannen. De laatste tijd is zijn relatie redelijk stabiel, Maali woont samen met DD – zoon van een Sri Lankaanse minister – en haar nicht Jaki, die enerzijds als alibi fungeert, maar anderzijds Maali’s beste gokmaatje is. Mannenliefde en gokken, waaraan toegevoegd Maali’s geheime verzameling fotonegatieven, die het land zouden kunnen doen exploderen: waar precies om is Maali omgebracht?
Om dat te onderzoeken krijgt Maali in het Tussenin tijd – zeven manen – en gelegenheid – hij kan vliegen op de wind en als zijn naam door wie dan ook genoemd wordt, kan hij er naartoe. Dit geeft de roman een magisch-realistische inslag, zoiets als in Honderd jaar eenzaamheid van Marquez, maar ook zoals in het werk van Hubert Lampo. Maar ook iets van absurdisme; van absurdistische humor. Het kan allemaal niet, dat Tussenin, maar toch geeft het de roman vrijheid om te vliegen en voor Karunatilaka vrijheid om te fabuleren. En dat doet hij dan ook. Maali is van alles getuige wat er om hem heen gebeurt na zijn dood, maar hij kan niet ingrijpen en moet machteloos toezien. Ondertussen legt de auteur wat minder nadruk op Maali’s bij leven gokverslaving en sletterige gedrag, maar meer op de gewelddadigheden – die Maali met zijn Nikon-camera vastlegde – in die dramatische burgeroorlog, die zo’n 40.000 mensen het leven kostte. In die zin is De zeven manen van Maali Almeida, prima vertaald, niet alleen een fantasierijke, weelderige en veel leesplezier bezorgende roman, maar ook een bijzonder politieke. Tezamen: een terechte winnaar van de Booker.
Wiebren Rijkeboer
Shehan Karunatilaka – De zeven manen van Maali Almeida. Vertaald door Robert Neugarten. Het Spectrum, Amsterdam. 416 blz. € 27,99.