Recensie: Virginie Loveling – Erfelijk belast
De nevenschade van het huwelijk
We leven in nostalgische tijden. Quinoa en avocado zijn uit, de vergeten groente is in. Met die gedachte duikelen uitgevers geregeld vergeten auteurs op, liefst vrouwelijke, want we leven in feministische tijden. Zo werd in 2021 Een revolverschot van Virginie Loveling aan de vergetelheid ontrukt. De Vlaamse schrijfster en liberaal denker genoot bij ’t leven aanzien en won de Staatsprijs voor Letterkunde, maar is naderhand weggezakt in het collectief geheugen. Een revolverschot smaakte naar meer, dus is dit jaar Erfelijk belast heruitgegeven. Nu zijn er de onterecht vergeten groenten, en de planten die je na een tweede hap toch maar laat staan. Is Loveling pastinaak of aardpeer?
Erfelijk belast zet gelijk de toon. De titel van dit boek zou niet misstaan als lijfspreuk van het naturalisme, een vergeten stroming die we binnen Nederland associëren met de antihelden van Louis Couperus, verdoemd door een mengeling van aangeboren nervositeit en drukkende sociale kaders. En wat krijg je als je, pak ‘em beet, Van oude menschen naar een Vlaams dorp verplaatst?
Jambers. Herinner u de legendarische aflevering ‘van de molenaarsfamilie’, waarin twee vrijgezelle broers en hun zuster een vervallen molenbedrijf bestieren (te vinden op YouTube). Die van Loveling is een kleermakersfamilie in het fictieve Vroden, waar ook Een revolverschot zich afspeelt. Er is de zwijgzame Martinus. Er is Edward – Eedje – die aan de drank is. En er is Colette, ‘een verdord takje tussen de groene scheuten’. Naast ‘oud en verlept’ is zij de liefhebbende opvoedster van neef Otto, die voor dokter studeert en in de vakanties bij zijn ooms en tante verblijft. Op haar oude dag zal Colette bij hem komen inwonen in de praktijk. Colette is verder bevriend met madame D’Haeyer. Zij is aan de stoel gebonden door haar elefantiase, een ziekte die volgens Wikipedia kan leiden tot “overmatige zwelling in de armen, benen of geslachtsdelen”. Loveling meldt ons dat in elk geval madams benen aangetast zijn.
Aldus is het leven in Vroden wanneer de kleindochter van D’Haeyer, Berenice, erheen verhuist omdat haar stiefvader hertrouwt en haar er niet meer bij kan hebben. Berenice bouwt een hechte band op met Colette en leert door haar Otto kennen. Hij herkent in haar de enige ziel in het godverlaten dorp met belangstelling voor de wereld en ontfermt zich over haar intellectuele vorming. Aha, een liefdesverhaal, denkt u, maar Otto is vastbesloten vrijgezel te blijven. Hij is zwak van gestel en oogt als iemand die geen bult (bochel) heeft, maar die wel zou moeten hebben. (Elsschots gedicht is van vier jaar later. Geïnspireerd door Otto?) Zijn doktersblik ontwaart overal ziektes, ook bij de ‘schijnkloeke’ Berenice. Een onmogelijke match dus, want Otto is voorstander van eugenetica:
Waarom moesten zulke zwakke schepsels bestaan, en zich voortplanten en hele geslachten van klierzieken en beenderzieken voortbrengen? Waarom geen wetten daartegen, waarom geen keuze, als bij de teelt van nuttige diersoorten?
Zoals Leen Huet in haar nawoord opmerkt waren dergelijke denkbeelden vrij gangbaar voordat de Holocaust er voorgoed de connotatie van pure kwaadaardigheid aan gaf. Laten we daarom mild oordelen over Otto en zijn vooroorlogse onwetendheid. Bovendien betrekt de jonge arts het voortplantingsverbod ook op zichzelf, althans… Ook erfelijk belast bloed kruipt waar het niet gaan kan, raakt ten slotte in een stroomversnelling. Vroden slaat aan het roddelen en Colette ziet haar toekomstperspectief instorten. Ze raakt bezeten door de angst dat haar neef zijn belofte van inwoning verbreekt om te trouwen met haar jonge vriendin – dan komt Colette alleen te staan.
Voortdurend speelt de auteur met de vraag of de genetische last die het verhaal voortstuwt ingebeeld is of echt. Nooit wordt duidelijk of Otto zo ziekelijk is als hij zelf denkt. Hij krijgt gelijk dat Berenice een zwakte in zich draagt, maar vergist zich danig in de aard. Verder is Erfelijk belast een vrij rechttoe, rechtaan verhaal, dat uitstijgt boven andere tragische liefdesgeschiedenissen dankzij de driehoeksverhouding met Colette. Sowieso is de roman op z’n sterkst in de spiegeling van de leergierige hoofdpersonen met hun kleingeestige dorpsgenoten. Veel verhoudingen in Vroden draaien om de vraag wie eenzaam achterblijft na een bruiloft. De mensen zijn egocentrisch en hun alledaagse klachten en obsessietjes benauwend, maar het zijn geen slechte mensen.
Door een combinatie van ouderwetse uitdrukkingen, Oost-Vlaams dialect en persoonlijke stijl komt Lovelings taalgebruik hoogst eigenaardig over, misschien onbedoeld komisch. Soms is de verteller langdradig of uitleggerig, dan weer prachtig wijs: ‘Wanneer een weigering ons kwetst, beschuldigen wij steeds de vorm waarin die zich voordoet, alsof het ‘nee’, onder wat voor bloemen ook verborgen, ooit anders dan een snijdend mes kon zijn.’ Het leukst echter zijn de schrijfsters genadeloze beschrijvingen van haar personages. Neem oom Eedje, die geen gedachten uitdrukte, ‘waarschijnlijk omdat hij er geen had.’ Neem de meid Mietje en haar ‘schrijfworm’ van een man. Of Madame D’Haeyer, die Otto trots haar olifantenbenen toont, want: ‘de mens munt graag uit, om ’t even waarin, ook in een ziektegeval, en hier droeg de arme zeker de palm weg.’ Nee, je zou beslist niet in een van Lovelings boeken willen belanden, maar ze lezen, dat graag.
Tobias Wijvekate
Virginie Loveling – Erfelijk belast. Met een nawoord van Leen Huet. Davidsfonds Uitgeverij, Antwerpen. 224 blz. €25,99.