Waarom schrijvers van katten houden

Ik weet niet meer wanneer ik voor het eerst hoorde dat er ‘cat people’ en ‘dog people’ zijn, maar ik herinner me wel wanneer ik voor het eerst hoorde dat schrijvers doorgaans ‘cat people’ zijn. Het was toen ik het boekje Old Possum’s Book of Practical Cats (1939) van T.S. Elliott cadeau kreeg. Een bundel van vijftien gedichten over de verschillende persoonlijkheden en gekke kantjes van katten, opgedragen aan zijn petekinderen.

Over schrijvers en hun katten is veel inkt gevloeid. Ernest Hemingway, Charlotte Brontë, Charles Dickens: allemaal waren ze er gek op en schreven ze erover. De Canadese auteur Robertson Davies verklaarde de liefde tussen poes en schrijver als volgt: ‘Authors like cats because they are such quiet, loveable, wise creatures, and cats like authors for the same reasons.’ Het zal er ook wel mee te maken hebben dat een kat, in tegenstelling tot een hond, niet veel aandacht vraagt. Als je tot in de late uurtjes achter je computer zit, is de kans groot dat ze nog ligt waar ze uren geleden al lag, terwijl een hond je al een paar keer had duidelijk gemaakt dat hij naar buiten wil. Een kat doet dat gewoon zelf als ze daar zin in heeft: ze zal je nooit uit je concentratie halen. Bovenal: katten zijn eigenzinnig, en er is geen enkele schrijver die dat niet ook is.

Ook in de Nederlandse literatuur hebben schrijvers een voorkeur voor katten. Willem Frederik Hermans schreef erover in het heerlijke De liefde tussen mens en kat & de kat Kilo. In een zelfinterview tekende hij ooit op dat er voor hem nooit een standbeeld opgericht hoefde te worden, maar een eenvoudig grafmonument – dat misschien wel. ‘Het zou moeten bestaan uit een gepolijste rechthoekige plaat van donker stollingsgesteente, niets erop, behalve links bovenaan een bronzen beeldje op natuurlijke grootte van een opgerolde slapende kat, met als onderschrift: ‘Zlaap zacht, baaz, dat doe ik ook’. Zoals je weet kunnen katten de S niet zeggen, wel de Z.’ Ander notoir schrijvend kattenliefhebber: Frans Pointl. ‘De God die de kat schiep, is de echte God’, zei hij.

Zelf heb ik een kat met de naam Rachel. Schrijf ik over haar? Jazeker, in mijn meest recente roman Hersenorkaan bezing ik de liefde voor mijn poes en vertel ik hoe ze effectiever was dan een antidepressivum. Ze was een wild kittentje toen ik haar voor het eerst zag, en zoals zij elke dag wat minder schuw werd, maakte zij mij ook minder angstig. Immers: angst hoef je bij de warmte die je voor een dier koestert nooit te hebben. Of zoals William S. Burroughs het verwoordde: ‘Only thing can resolve conflict is love, like I felt for Fletch and Ruski, Spooner, and Calico. Pure love. What I feel for my cats present and past. Love? What is it? Most natural painkiller what there is. LOVE.’

Ann De Craemer