Recensie: José Saramago – De weduwe
Een schrijver in de knop
Nobelprijswinnaar José Saramago (1922-2010) heeft natuurlijk geen introductie meer nodig. Een beetje literatuurliefhebber kent hem van De stad der blinden, Het memoriaal van het klooster en zoveel meer. Maar De weduwe laat waarschijnlijk niet meteen een belletje rinkelen.
Nieuw werk? Nee, integendeel, het gaat hier om een roman uit Saramago’s prille beginperiode, die hij schreef toen hij amper 24 jaar oud was en nog een onbeduidend kantoorbaantje had bij een ziekenhuisdienst. Het boek bleef heel lang onopgemerkt in het buitenland omdat het bij gebrek aan belangstelling niet werd vertaald. Na zijn prille beginperiode hield Saramago de literatuur zelfs bijna twintig jaar voor bekeken. Pas aan het begin van de jaren 1980 zou hij internationaal doorbreken met zijn roman Memoriaal van het klooster.
De weduwe begint met het sterfbed van ene Manuel Ribeiro, een vrij welgestelde Portugese herenboer. Op het platteland heerst dan nog een diep katholiek fatalisme: het leven is in essentie lijden, de mens kan niet anders dan zich neerleggen bij de grillen van de Allerhoogste. De dorpspastoor laat niet na om zijn parochianen daar geregeld op te wijzen:
Jerónimo hier zijn krijtwitte gezicht en antwoordde: ‘Jongen, zwijg! Wat weet jij ervan? Zo’n man zou niet zo jong mogen sterven. Het was beter geweest als God mij had genomen, ik ben niet onmisbaar meer. Nee, jongen, God is niet rechtvaardig.’
‘Jerónimo, je vergist je. God is rechtvaardig en hij weet wat hij doet. Wij begrijpen alleen niet dat zijn wil losstaat van onze wensen…’
Allemaal draaiden ze zich om bij het horen van die woorden, die op ernstige en plechtige toon werden uitgesproken. En ze namen hoeden en mutsen af toen ze de pastoor herkenden.
Vanaf dan staat María Leonor, de weduwe van de titel, er alleen voor met haar kinderen. Ze stort aanvankelijk in, komt er dan weer bovenop met de hulp van dokter Viegas, maar een vrolijke boel wordt het niet in de door noodweer geteisterde streek, waar het klimaat het gevoelsleven van de personages lijkt te weerspiegelen:
Dagen aan één stuk geselde het noodweer de streek. Alle stormen van het universum leken samen te komen boven de desolate akkers en de daken van de quinta en, verderop, het dorp, dat terneergeslagen langs de kant van de weg lag. Grauwe, donkere wolken, met schakeringen van loodgrijs tot wit, joegen woedend en onvermoeibaar achter elkaar aan en scheerden in hun volle, wanordelijke vlucht rakelings over de kruinen van de bomen, terwijl de wind en de regen takken en bladeren afrukten.
Stilistisch gezien is het talent van Saramago al zichtbaar in dit boek, maar hij heeft nog niet echt zijn eigen stem, zijn originele schriftuur gevonden die hem later beroemd zou maken. De lange zinnen met geen andere leestekens dan komma’s en punten ontbreken nog, en de ongedwongen taal waarvan we hem kennen staat in contrast met de vaak nogal expliciet ‘literair’ aandoende stijl van dit vroege werk, dat nog de frisse spontaneïteit van zijn latere proza mist. Ook de slotscène doet wat vreemd aan, het lijkt wel een soort deux ex machina. Het is alsof Saramago eerst de geijkte stijlregels heeft leren beheersen, om ze later overboord te gooien en radicaal voor zijn eigen weg te kiezen. Vergelijk het met een kunstschilder die in zijn beginperiode wat academisch, realistisch werk produceert voordat hij zijn eigen weg vindt.
In zijn nawoord heeft Harrie Lemmens het over de jonge Saramago als een auteur ‘die schrijft zoals hij denkt dat je hoort te schrijven volgens de normen van naturalisme en voorzichtig neorealisme, met alle larmoyante scènes die daarbij horen’. Dat is een goede omschrijving, en het moet inderdaad gezegd worden dat sommige scènes nogal dik zijn aangezet:
Onder haar voeten opende zich een immens, diep gat, waar ze in zou verdwijnen met een val die de rest van de eeuwigheid zou duren, tussen rotspunten door buitelend die niets van haar ziel zouden overlaten.
Het neemt niet weg dat Saramago met De weduwe een roman schreef die wel degelijk ergens over gaat, en waarin het narratief uiteindelijk dient om grote existentiële vraagstukken aan te kaarten, zoals blijkt uit dit fragment:
Ondanks al die twijfels geloven wij in het diepst van ons wezen allemaal ergens in. Zelfs dokter Viegas gelooft iets, wat hij ook zegt en doet. Wij geloven namelijk omdat wij niet weten, en die permanente onwetendheid is wat ons geloof in stand houdt, hoe dat er ook uitziet. Wie weet is de waarheid zo verschrikkelijk dat zij alle geloof zou vernietigen en de wereld tot één groot gekkenhuis zou maken als wij haar zouden kennen.
Het is dan ook een lastige vraag hoe je dit boek moet beoordelen. Het doorstaat moeiteloos de vergelijking met de overgrote meerderheid van de boeken die verschijnen, want zelfs een minder werk van een grootmeester als Saramago steekt ver boven de middelmaat uit. Anderzijds haalt het nog niet het niveau van zijn beste werk en is het duidelijk dat De weduwe uit de embryonale fase van zijn carrière stamt, toen hij eigenlijk nog een schrijver in de knop was. Wie nog niet de hoogtepunten uit zijn loopbaan heeft gelezen, kan daar beter mee beginnen, maar de onvoorwaardelijke liefhebber doet zeker ook geen slechte zaak met De weduwe.
Daan Pieters
José Saramago – De weduwe. Uit het Portugees vertaald door Maartje de Kort en van een nawoord voorzien door Harrie Lemmens. Meulenhoff, Amsterdam. 314 blz. €22,99.