Recensie: Kristina Gorcheva-Newberry – De appels van Moskou
Russische pechgeneratie
Pechgeneraties zijn er vele, zo ook de laatste generatie die opgroeide in de voormalige Sovjet-Unie, de perestrojkageneratie. De jongeren uit de tijd toen Michael Gorbatsjov en later Boris Jeltsin aan het roer stonden in Moskou. Kristina Gorcheva-Newberry portretteert twee opgroeiende meisjes in haar debuutroman De appels van Moskou, die dubbele gevoelens hebben over de veranderende tijden, de ondergang van hun land zoals zij en hun (voor)ouders dat kenden, de opeens openliggende wereld en alle kansen en bedreigingen die daar bij horen.
De jaren tachtig van de vorige eeuw waren zowel in Oost- als West-Europa een periode van onzekerheid en angstvallig afwachten. Wat gaat er gebeuren als de Muur valt, het communistische systeem implodeert en alle geopolitieke zekerheden wegvallen. De wat terughoudende Anja en haar vrijgevochten hartsvriendin Milka, ervaren de nadagen van het Sovjetrijk op microniveau thuis, bij elkaar en op school. Ze krijgen er wel wat van mee, maar kunnen het niet allemaal plaatsen.
Er zijn politieke discussies tussen de volwassenen, die heen en weer schieten tussen berusting en argwaan enerzijds en hoop op wezenlijke verandering anderzijds. De diep van binnen aanwezige zekerheid dat het met Rusland toch nooit wat zal worden, dat de armoede zal blijven en dat gewone mensen niets moeten verwachten, is overal aanwezig. De levensstijl lijkt op die van het Westen dertig jaar eerder. Je doet het met wat je hebt, eet wat er te eten is en probeert er maar het beste van te maken. Vooral de jongeren pikken af en toe wat op van ontwikkelingen in het rijke Westen. Later naar Parijs gaan of naar Rome, stel je voor, maar hun ouders zien dergelijke oprispingen slechts als naïef pubergedrag.
De meeste vrouwen droegen zwart, bruin of grijs, de enige drie kleuren die je kon kopen in de Sovjetwinkels, waar de variatie in kleding sinds de Revolutie niet meer veranderd was. Milka zei een keer dat we in een grote broedmachine leefden en dat de regering in plaats van kippen mensen fokte. Iedereen leek op elkaar en dacht hetzelfde, zodat als er iemand stierf of verdween een andere staatsburger makkelijk diens plek kon innemen.
Gorcheva schetst trefzeker de bij het volwassen worden horende nieuwe ontdekkingen en ontwikkelingen in deze doortimmerde semi-autobiografische roman vanuit het perspectief van Anja. Die voelt grote liefde en bewondering voor Milka. En op haar beurt kan Milka niet zonder Anja. De roman volgt de meiden tijdens contacten met hun terneergeslagen familieleden, maar ook met de jongens van school en hun seksuele ontdekkingstocht. Met name Lopatin, de hunk van de klas, en Trifonov, de bleke intellectueel, verblijven vaak in de omgeving van de vriendinnen.
De vier ontdekken niet alleen zichzelf en elkaar, maar ook de beperkingen van het karige Sovjetbestaan, dat grofweg bestaat uit hard studeren, hard werken, tevreden zijn met weinig en nooit twijfelen aan de rode idealen. Vooral Milka verzet zich tegen die rigide levensopbouw, maar ook de anderen zoeken naar wegen om uit deze verstikkende sfeer te komen. Daarbij vaak denkend aan en expliciet verwijzend naar De kersentuin van Anton Tsjechov. Op de achtergrond laat Gorcheva de destijdse maatschappelijke ontwikkelingen doorklinken; het gebrek aan betrouwbare informatie via de staatskanalen, de onduidelijkheid over het komen en gaan van leiders, de muziek uit het Westen en af en toe een gebeurtenis die iedereen in het land verbaast, maar niet te duiden is.
Zoals de brief over wereldvrede die het tienjarige Amerikaanse meisje Samantha Smith schreef aan toenmalig Sovjet-leider Joerie Andropov en alle aandacht kreeg in het toonaangevende dagblad Pravda. Met uitgebreid antwoord van de secretaris-generaal van de partij zelf, die haar uitnodigde om zijn prachtland te komen bekijken. Het brengt Anja en Milka op het idee om dan zelf VS-president Ronald Reagan maar een vergelijkbare brief te schrijven en zich zo te laten uitnodigen naar de Verenigde Staten.
De appels van Moskou stelt echter vooral scherp op de bepaald niet gemakkelijke levens van Anja en Milka, die als jonge vrouwen grote risico’s liepen. Natuurlijk zijn er puberteitsgevoelens zoals die van overal en altijd zijn, maar in het afbrokkelende Sovjet-imperium geen uitweg konden vinden. Veelzeggend is het latere gedrag van Anja’s ouders, die zich geen raad weten met een bezoekje aan de Verenigde Staten, waar Anja is gaan wonen na haar huwelijk met een Amerikaan. De oude mensen kunnen niets anders meer dan werken, hebben dat hun hele leven gedaan in de moestuin van hun datsja, en vrezen tot hun laatste snik de armoede.
Gorcheva’s roman bewijst dat ook generaties die op het eerste gezicht geluk hebben gehad met een politieke omwenteling, helemaal niet zo gemakkelijk te definiëren zijn. Niet alleen is hun land verdwenen in zijn oude vorm, maar ook een hele manier van denken en leven. Zelfs na twintig jaar in de Verenigde Staten, kan Anja haar verleden niet loslaten. Zeker als ze piekert over hoe het Milka en haar vroegere kompanen is vergaan.
André Keikes
Kristina Gorcheva-Newberry – De appels van Moskou. Vertaald door Ariane Schluter. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 304 blz. €24,99.