Recensie: Leo Henri Ferrier – Atman
T.C. Elimane in de lage landen
Van buitenaf heeft het leven van Leo Henri Ferrier wel wat weg van dat van het personage T.C. Elimane in De diepst verborgen herinnering van de mens van Mohamed Mbougar Sarr. In 1968 maakt deze jonge schrijver nog furore met zijn debuut Atman bij op dat moment ‘s lands hipste uitgeverij, De Bezige Bij. Op de beroemde foto bij het 25-jarige bestaan van de Bij, genomen op de trappen en balustrades van de bibliotheek van het Rijksmuseum, prijkt de jonge Ferrier nog als enige persoon van kleur tussen al het witte schrijversgeweld. Maar na deze bliksemstart verdwijnt Ferrier, net als Elimane, al snel weer van het literaire toneel. Er komt nog een tweede boek, El sisilobi of het basisonderzoek, maar zijn derde roman wordt nooit voor publicatie vrijgegeven. Hij verbrandt het manuscript en trekt terug naar Suriname, waar hij zijn hele verdere leven zal blijven kampen met psychoses en psychische problemen.
Het zou gemakkelijk zijn om deze bibliografische gegevens op het recent heruitgegeven Atman te willen plakken. Om in de zoektocht van hoofdpersonage Lonnio naar heelheid – ‘atman’ is een begrip uit het hindoeïsme dat verwijst naar het ondeelbare zelf – verwijzingen te willen lezen naar de gespletenheid van de postkoloniale ziel, wat dat ook moge wezen. Maar daarmee reduceer je dit boek, net zoals dat met het werk van T.C. Elimane in het boek van Sarr gebeurt, slechts tot zijn historische en politieke dimensies, terwijl het toch in de eerste plaats vooral een literaire roman is. Een subtiel spel van symboliek, structuur en stijl dat zich maar langzaam aan de lezer prijsgeeft.
Op het eerste zicht oogt het verhaal van Atman simpel. Pianist Lonnio keert terug uit Nederland naar zijn ouderlijk huis in Commewijne, een buitengebied van Paramaribo, waar hij herinneringen ophaalt aan zijn jeugd. Maar Ferrier voert daarbij zo’n bombardement van beelden, gedachten en impressies op je af, dat je als lezer je koppie er goed bij moet houden om niets over het hoofd te zien. In korte, staccato zinnen, schetst Ferrier een impressionistisch en mythisch beeld van zijn jeugd, waarin personages verschijnen en verdwijnen en sommige verhaallijnen helemaal niks met de rest van doen lijken te hebben. Slangen, bloed en Hindoestaanse wijsheden vormen een hecht weefsel, waar je als lezer zelf de betekenis in moet zien te vinden.
Centrale tegenspeler van Lonnio in dit taalgebied is zijn boezemvriend Orlando, met wie hij in zijn jeugd ook een kortstondige amoureuze relatie heeft. Orlando is openlijk homoseksueel, terwijl Lonnio meer twijfelt over zijn seksualiteit en ook een aantal, noodlottige, relaties met vrouwen aangaat. Die twijfel over zijn identiteit toont zich ook op een ander vlak. Lonnio heeft zowel Hindoestaans als Creools bloed, twee van de belangrijkste bevolkingsgroepen van Suriname. Doordat de Nederlandse en Hindoestaanse elite behoorlijk op de Creoolse bevolking neerkijken, kijkt Lonnio ook neer op dit deel van zichzelf. Pas als hij daar vrede mee weet te sluiten, kan hij terug volledig één worden met zichzelf.
Deze thematiek van seksuele en identitaire exploratie, maakt dit boek natuurlijk hoogst actueel. Maar wie daarmee ook een hedendaagse tekst verwacht, komt bedrogen uit, al is het maar omdat het n-woord overvloedig gebezigd wordt. (Een keuze die Ferrier’s zus Cynthia Mc Leod-Ferrier in haar nawoord verdedigt, omdat dat woord volgens haar kadert in het specifieke historische tijdsgewricht waarin dit boek is ontstaan.) Daarnaast laat Atman zich lezen als een experimentele modernistische roman in de lijn van bijvoorbeeld Ivo Michiels of Bert Schierbeek. Het is dan ook te prijzen dat uitgeverij De Geus het aandurft om zo’n gewaagde tekst opnieuw uit te geven. Hoop is dan ook dat dit boek niet alleen als een postkoloniale klassieker, maar vooral ook als literaire klassieker opnieuw ontdekt mag worden.
Jonathan van der Horst
Leo Henri Ferrier – Atman. De Geus, Amsterdam. 176 blz. € 20.