Recensie: Lorena Salazar Masso – De rivier is een wond vol vissen
Een verhaal dat als een rivier door je aderen vloeit
Als je begint te lezen in De rivier is een wond vol vissen van Lorena Salazar Masso, drijf je met een moeder en zoon ongemerkt mee over de machtige Atrato-rivier door de Colombiaanse jungle. Met hen ben je in de kano gestapt, en hoe je je ook vastklampt aan de ontroerende, maar vooral ook kwetsbare liefde van de moeder voor de zoon, die niet haar biologische zoon is, je voelt voortdurend het onheil dat van alle kanten lijkt te naderen. Er is geen weg terug.
Voor de moeder komt het onheil vooral vanuit hun bestemming, Bellavista, waar Gina, de biologische moeder van de jongen woont, die al die jaren niets van zich heeft laten horen, maar nu gevraagd heeft of ze hem mag zien. Ze is bang dat Gina hem zal opeisen en dat zij de jongen aan haar zal verliezen. De angst voor verlies is als de kalkoengier die al op de eerste bladzijde zijn vleugels spreidt en door de kleine jongen wordt opgemerkt als ‘vogeltje’. Het is meteen duidelijk hoe onbevangen de jongen om zich heen kijkt en hoe de moeder zich tot die onbevangenheid probeert te verhouden.
Het verhaal spreekt door de beschrijvingen alle zintuigen aan: je proeft de mango met limoen en zout die de jongen krijgt, je voelt de verzengende zon op de huid, je ziet de felle kleuren van de stoffen van de kleding. De rivier ruikt ‘als een fotoalbum dat na lange tijd wordt opengeslagen.’ En dat is veelzeggend, want tijdens de reis komen herinneringen naar boven van de moeder, aan de tijd die ze met de jongen heeft doorgebracht, nadat hij als baby door Gina bij haar was afgeleverd, omdat ze niet voor hem kon zorgen, maar ook aan verder terug, toen ze zelf nog jong was.
De reis is niet zonder gevaren. Natuurlijk is er de angst om uit de kano te vallen, want ook de moeder kan niet zwemmen, maar op de plekken waar ze aanmeren, loert ook steeds gevaar: in de plaats waar ze voor een tussenstop overnachten, zijn er net enkele huizen van mensen die al zo arm zijn, afgebrand door een kaars, er zijn muggen die malaria kunnen verspreiden, slangen, de aanhoudende regen die voor overstromingen kan zorgen, en er zijn overal om hen heen mannen met wapens. De jongen is zo onbevangen, dat hij nietsvermoedend naar hen roept of met hen gaat praten. De moeder is voortdurend op haar hoede.
Een moeder is iets wat pijn doet. Ze is wond en litteken. Voor een kind is een moeder degene die hem vraagt of hij melk of chocolademelk wil, die hem een standje geeft als hij op blote voeten door het huis loopt, die de soep eerst voorproeft, haar tong brandt en wacht tot de soep een beetje is afgekoeld.
De roman zit vol prachtige bespiegelingen over het moederschap. Wanneer ben je een moeder: als je het kind hebt gebaard, of als je het hebt verzorgd? Zijn Gina en zij halve moeders en samen een hele? Het verhaal is natuurlijk een verhaal van een avontuurlijke bootreis van Quibdó naar Bellavista, dwars door de jungle, maar het is tegelijkertijd ook een metaforische reis in verschillende lagen die je zelf kunt aanvullen: de reis van het moederschap, van geborgenheid naar loslaten, de reis van het leven, van vroeger naar een ongewisse toekomst. Door de onheilspellende elementen heb je soms zelfs de sensatie dat je meereist over de Styx (de rivier naar de onderwereld). De moeder en de jongen hebben geen namen, waardoor ze archetypen worden.
De auteur raakt verschillende bewustzijnslagen, waardoor het verhaal diep onder de huid kruipt. Soms voelt het alsof je in een droom bent, dan is het weer heel tastbaar en zinnelijk, en soms maak je een duikvlucht in het onderbewuste waar zich een diepgewortelde angst voor verlies schuilhoudt. Samen met de moeder probeer je uit alle macht al die aankondigers van de dood af te weren: de akelige kalkoengier die op een vuilniszak zit, alsof het leven niet meer is dan een berg afval, de dood van het zwangere meisje Rossy, dat op de kano ineens hevig begint bloeden, waarbij de moeder van de jongen haar jurk (hoe symbolisch!) afstaat, om het bloeden te stelpen en het verlies van het ongeboren kind tegen te gaan, het zingen van de ‘alabao’s’ (meerstemmige treurliederen die in de Afro-Colombiaanse gemeenschap bij dodenwaken worden gezongen), de brand, de mannen met wapens. Je blijft hopen dat de liefde van de moeder voor het kind overwint.
Het verhaal van deze nog jonge Colombiaanse auteur (1992) is behalve spannend en gelaagd, bovenal hartverscheurend. Vanaf het moment dat ze uitstappen in Bellavista neemt het verhaal een onverwachte wending en dan is er geen houden meer aan. Omdat de verschillende personages op dat moment al zo met je vergroeid zijn, is lezen tegelijkertijd een beetje sterven.
Dietske Geerlings
Lorena Salazar Masso – De rivier is een wond vol vissen. Vertaald door Irene van de Mheen. Signatuur, Amsterdam. 184 blz. € 24,99.
Eerder verscheen deze recensie op Tzum