Recensie: Marcel Metze – Hoog spel
Shell en de kunst van het politieke bekokstoven
Begin 2022 deed Shell afstand van het predicaat Koninklijke, omdat zij fiscaal een volledig Britse onderneming werd. Een factor die een rol kan hebben gespeeld bij dat besluit was de Nederlandse dividendbelasting. Een eerdere poging van Rutte om die belasting op te heffen was op grote maatschappelijke verontwaardiging gestuit, waarna hij een tweede poging niet aandurfde. Als dat voor Shell inderdaad de doorslag gaf, dan is het een van de weinige keren geweest dat de onderneming nul op een politiek rekest kreeg.
Dat valt op te maken uit Hoog spel van Marcel Metze. Let op het bijvoeglijk naamwoord politieke in de subtitel. Met Hoog spel, waaraan Metze 25 jaar werkte, bijgestaan door een team van onderzoekers, schreef hij een geschiedenis van Shell waarin de nadruk ligt op het hoe, het wat en de wie van de invloed die de onderneming uitoefende in het politieke krachtenveld waarin zij opereerde.
Henri Deterding (1866-1939) bouwde Shell van lampolie-producent uit tot wereldwijd actieve oliegigant. Vanaf het moment dat zij een van de groten werd, legde Shell ‘vrije markt’ uit als afwezigheid van lastige overheidsbemoeienis en niet als terrein van vrije concurrentie. Want ondanks antikartelwetgeving bleef zij pogen met andere grote oliemaatschappijen prijs- en productieafspraken te maken.
Metze duikt diep in de machinaties van Shell toen eerst Rhodesië en later Zuid-Afrika wegens hun apartheidspolitiek onder druk werden gezet met internationale embargo’s. Hoe Shell die omzeilde laat zich lezen als ‘een handboek voor cover-up’ van illegale en/of beschamende activiteiten. Shells adagium, in de woorden van de toenmalig topman: ‘Je gaat niet weg, maar doet waar je mee weg kunt komen.’
Toen Joop den Uyl (PvdA) minister en later premier werd, bedacht Akzo-bestuursvoorzitter Krayenhoff dat Akzo, Shell, Unilever en Philips er goed aan deden tegenwicht aan linkse politieke invloed te bieden door eigen mensen beschikbaar te stellen voor politieke functies. Zo maakte Shell-employee Frits Bolkestein de overstap naar de parlementaire politiek: in 1978 werd hij geïnstalleerd als kamerlid voor de VVD. Voormalig Shell-topman Wesseling sprak met betrekking tot zulke politieke detacheringen nogal laatdunkend over ‘managers op dood spoor, die in hun bedrijven weinig carrièreperspectief meer hadden’.
Sinds de jaren 80 behoort Shell tot de exponenten van aandeelhouderskapitalisme, zij het dat de leiding volgens Metze de laatste jaren niet alleen in jaarwinst, aandelenkoers, dividenduitkering en bonussen denkt, maar ook aan de lange termijn van energietransitie en vergroening. Maar de aanpak van de enorme problemen die Shell mede (heeft) veroorzaakt – milieuvervuiling ten gevolge van winning en verwerking van olie en gas en bodemdaling om enkele te noemen – blijkt zij in de praktijk voornamelijk te beschouwen als een kwestie voor de bedrijfsjuristen en de pr-afdeling. De eersten om aansprakelijkheid aan te vechten of te ontlopen met behulp van vertragingstactieken, de tweede om positieve beeldvorming te genereren.
Shell is een onderneming gericht op het maken van zoveel mogelijk winst. Sommigen menen daaruit te mogen concluderen dat Shell dus niet aan politiek doet. Met deze goed geschreven geschiedenis, die een gedetailleerd én genuanceerd beeld schildert, laat Metze zien hoezeer Shell als politieke actor een zwaargewicht is dat gewend is zijn zin te krijgen.
Hans van der Heijde
Marcel Metze – Hoog spel. Balans, Amsterdam. 632 blz. € 34,95.
Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 6 juni 2023.