Recensie: Wim Daniëls – Het wonderbaarlijke verhaal van een stille avonturier
Een wonderbaarlijk fietsverhaal
Hoewel het misschien stil was in het hoofd van Albert Sutherland Royaards, de ‘avonturier’ die centraal staat in Wim Daniels’ Het wonderbaarlijke verhaal van een stille avonturier, was er zeker geen sprake van stilstand in zijn leven. Eind negentiende eeuw was hij, steevast ‘doofstom’ genoemd in de pers, een Bekende Nederlander geworden door de twee lange, internationale fietstochten die hij had ondernomen toen de fiets nog een noviteit was. Maar dat was lang niet het enige wat hij in zijn korte leven (hij overleed op 45-jarige leeftijd) voor elkaar kreeg. Reden genoeg voor een eerbetoon door Wim Daniëls.
In zijn helder gestructureerde boek verhaalt Daniëls niet alleen van de wederwaardigheden van Sutherland Royaards, maar ook over de geschiedenis van de fiets, en de vraag hoe de fiets aan zijn naam is gekomen. In het midden van het boek zijn foto’s (op glanzend papier) opgenomen die zijn relaas ondersteunen. Albert Sutherland Royaards werd in 1855 geboren op Ambon (toen Amboina geheten) in voormalig Nederlands-Indië. Hij was de zoon van een Brabantse vader en diens tweede vrouw, Wilhelmina Sutherland, op Java geboren maar met een Schotse vader. De vroege familiegeschiedenis is, zoals zo vaak in de negentiende eeuw, er een van veel overlijdens, vooral van vrouwen en kinderen. Maar Albert overleefde, ondanks dat hij een zeven-maands baby was en dat hij op tienjarige leeftijd hersenvliesontsteking kreeg, de oorzaak van zijn doofheid. Na vestiging in Nederland bezoekt Albert de tuinbouwschool Linnaeus in de Watergraafsmeer, en begint met veel succes ‘Boom- en Bloemkwekerij Amboina’ bij Assen. Ook sticht hij in 1879 het tijdschrift Floralia, ‘om kennis tot het kweeken van planten bij het volk op te wekken’. Hij blijkt goed te kunnen schrijven en ook heel goed te zijn in allerlei sporten, van turnen, schermen en schieten tot duiven- en hondensport toe. Ook over honden richtte hij een tijdschrift op: Onze Honden. En vanaf het begin was hij geïnteresseerd in de technische ontwikkelingen en mogelijkheden van de fiets. Overigens was hij ook al zes jaar na de oprichting van de landelijke Algemene Nederlandse Wielrijdersbond, de ANWB, lid van het algemeen bestuur in Drente van deze club.
In zijn hoofdstuk ‘De fiets eind negentiende eeuw’ behandelt Daniëls op overzichtelijke wijze de ontwikkeling van wat hij de trapfiets noemt, vanaf de introductie in 1864 in Parijs. De loopfiets die er aan vooraf ging, telt volgens Daniëls niet mee, want ‘dat was in feite een step’. De ontwikkeling wordt geïllustreerd door de foto’s in het fotokatern. Vreemd dat sommige simple dingen als spatborden, kettingkasten, bagagedragers en fietstassen pas zoveel later werden toegevoegd aan de fiets dat ze in dit verhaal geen rol spelen.
In augustus 1895 vertrok Albert voor een fietstocht met bestemming Rusland op een fiets van de firma Burgers in Deventer. Hij was niet de eerste die zoiets ondernam; Daniëls geeft een overzicht van ‘wereldfietsers’ in Alberts tijd (vóór 1900), waarvan de eersten zelfs een ‘hoge bi’ of vélocipède bereden. Later werd de ‘veiligheidsfiets’, min of meer de fiets zoiets we die nu nog steeds gebruiken, de standaard. De meeste van deze avontuurlijke lange-afstandsfietsers waren man, maar er was ook een vrouw bij en een echtpaar. Ook van hen zijn foto’s opgenomen. Ze gingen allemaal praktisch zonder bagage op weg, maar waren wel allemaal gewapend, ook Albert (met ponjaard en revolver). Hij was de eerste Nederlander die zo’n lange, internationale fietstocht ondernam. In de Nederlandse pers werd gretig verslag gedaan van de toen nog behoorlijk opzienbarende tocht van de als doofstom afgeschilderde Albert.
Albert gebruikte zijn eerste fietstocht om onderweg contact te leggen met doveninstituten, waarvan er in Duitsland in elke stad wel een was. Na Berlijn, waar tot 1886 fietsen verboden was – te gevaarlijk voor paarden en wandelaars – kreeg Albert het moeilijk. Het weer was slecht, de wegen onveilig, onderdak voor de nacht was niet altijd te vinden en douanebeambten waren vaak corrupt. Nadat hij Warschau, dat toen in Rusland lag, bereikt had, wilde hij eigenlijk naar Constantinopel, maar dat werd hem van alle kanten afgeraden; Turkije was té onveilig. In plaats daarvan fietste hij via Praag en München terug naar Amsterdam, waar hij op 14 februari 1896 op het Frederiksplein, waar een Burgersfiliaal gevestigd was, door een groot publiek werd verwelkomd.
Hoewel hij na zijn eerste lange fietstocht had verklaard dat hij ‘voor geen 100.000 gulden’ nog eens zo’n lange reis zou ondernemen, vertrok hij op 14 juli 1897 voor een tweede lange fietsrit. De geplande bestemming was Jeruzalem, via Gibraltar en Egypte, en mogelijkerwijs dan nog verder langs de Oost-Afrikaanse kust naar Zuid-Afrika. Ook nu gebruikte hij weer een fiets van Burgers, die deze keer was uitgerust met een experimentele uitvinding van deze fabriek: hun excentric gear, een soort versnelling. Deze keer leek Albert het wat rustiger aan te doen; tot Daniëls’ verbazing bleef hij zelfs zeker drie maanden in Parijs plakken. Opmerkelijk genoeg vermeldt hij daarna op kaarten naar huis steeds een andere fiets, van het merk Wilhelmina. Wellicht voldeed de Burgers fiets met de nieuwerwetse versnelling niet, en moest er een andere fiets komen vóór Albert verder kon ‘wielen’, zoals hij dat noemde. Via Madrid en Alicante bereikte hij tenslotte Algiers.
Noord-Afrika bleek niet bepaald een prettig fietsland te zijn – vaak was fietsen zelfs helemaal onmogelijk. Dan trok Albert verder per kameel, met de fiets achterop. Als hij tenslotte Jeruzalem in de verte ziet, is zijn eerste vermoeide en negatieve indruk er een van ‘zand en stof’. Hij keert per boot vanuit Egypte naar Nederland terug, en deze keer wachtte hem geen grootse ontvangst. In tegenstelling tot zijn eerste reis, worden zijn wederwaardigheden op deze tweede reis in de pers vaak op een wat zure toon vermeld – fietste hij wel écht al die afstanden? En toen bleek dat hij alleen maar doof was, en niet doofstom, zoals de kranten steevast hadden geschreven, schreef een plaatselijke krant: ’De aardigheid gaat er meer en meer af.’
Na thuiskomst wordt het stil rond Sutherland Royaards; hij blijkt tbc te hebben opgelopen en overlijdt op 19 november 1900, slechts 45 jaar oud. Wim Daniëls heeft een mooi, informatief en invoelend portret van deze ondernemende man en zijn tijd geschreven. Het is een echt, en terecht, eerbetoon.
Thea Summerfield
Wim Daniëls – Het wonderbaarlijke verhaal van een stille avonturier. Alfabet. 189 blz. € 19,99.