Column: Coen Peppelenbos – De mens is belangrijker dan het systeem
Mens tegen het systeem
Sinds mijn verloren strijd tegen het vak literatuur in de LKT (Landelijke Kennisbasistoets), ben ik sceptisch ten opzichte van systemen die wij hebben ontworpen om zogenaamd beter onderwijs te krijgen, maar die in de praktijk desastreus uitwerken. Aan de ene kant hebben we politici die moord en brand schreeuwen als we weer eens slecht scoren op leesvaardigheid en aan de andere kant houden diezelfde politici een systeem met een enorme vergadercultuur in stand waarbij we literatuur als een onderdeel beschouwen dat je in multiplechoicevragen kunt afhandelen. Gelukkig zijn er docenten in het HBO en in het voortgezet onderwijs die zich niets aantrekken van methodes en voorschriften en zich laten leiden door passie en kennis.
Toch word je als docent soms in situaties gemanoeuvreerd waarbij je denkt: wat zit ik in hemelsnaam te doen? We hebben rubrics bedacht om het beoordelen objectiever te maken, maar achter gesloten deuren zeggen we tegen elkaar dat we de cijfers die we intuïtief in ons hoofd hadden terugbrengen naar de regeltjes die in de rubric staan. Of we verzinnen enorm uitgebreide cijferconstructies waardoor iemand een 5,4 kan halen en zakken. (Bij mij haalt niemand ooit een 5,4; dat cijfer verandert op een merkwaardige wijze altijd in een 5,7 bij mij. We kunnen gerust van een wonder spreken.) We hebben gigantisch systemen op het HBO bedacht met visitaties en midterm audits (een soort pseudo-visitatie tussen de visitaties door) en accreditaties en dan gaan er duizenden uren verloren van mensen in het onderwijs die rapporten schrijven (zelfevaluaties) en doelstellingen formuleren en onderwijsconcepten koppelen aan kennisdomeinen en proefvisitaties houden voor de echte visitaties en dagenlang trainen om de goede antwoorden te geven op mogelijke vragen van commissies, maar er zit nooit iemand van zo’n commissie bij jou achter in de klas tijdens een les waarbij het je lukt om de schoonheid te laten zien van Louis Couperus of Manon Uphoff of waar een student zijn passie voor een tekst deelt met zijn klasgenoten.
De oplossing is simpel. Elke keer als het systeem je in de weg zit, moet je denken: de mens is belangrijker dan het systeem. Als we sterkere en strengere systemen bouwen, dan neemt ook de dehumanisering toe. Kijk naar een gedeelte uit het onderstaande filmpje waarin Michiel Lieuwma Raoul Heertje interviewt. Het begint ergens halverwege en je ziet Heertje eerst nadenken en moeilijk formulerend naar een glashelder voorbeeld uit zijn eigen praktijk toewerken waarbij hij zelf de kaartjes van de bezoekers aan zijn voorstelling scant. Dat voorbeeld kun je in gedachten houden als je een een keer een beslissing moet nemen: voed ik het systeem of help ik de mens?
Coen Peppelenbos
Heer Peppelenbos, ik weet dat u mij niet mag, dat geeft niet. Niettemin twee voorbeelden om u een hart onder de riem te steken, dingen die u aan het denken zouden moeten zetten: Je kunt binnen een slecht systeem goed kunt functioneren, door je niets aan te trekken van het systeem.
1. De afgelopen 15 jaar heb ik gedoceerd aan een Franse universitaire ingenieursschool. Mocht minder dan 85 procent van de studenten slagen voor een vak, dan volgde een berisping van de docent: die was duidelijk niet capabel! De docentenstaf heeft daarop besloten alleen nog te letten op het minimum niveau dat dat zijzelf vonden dat na 3 jaar onderwijs bereikt moest worden.Binnen dit kader deed iedere docent waar hij/zij zin in had en paste tentamencijfers zodanig aan dat 85 procent altijd werd gehaald. Voor de studenten was dat in het begin lastig, maar na drie jaar haalden ze het door de docenten gewenste, hoge niveau!
2. Mijn middelbare-school-docent Nederlands in de zeventiger jaren had zijn eigen normen: voor de examenlijst moesten 40 titels gelezen worden (veel meer dan landelijk vereist), waarbij 4 Middeleeuwse teksten, 4 17de eeuwse teksten, enzovoorts; viezeriken als Jan Wolkers en GK van het Reve liever niet, en die nihilist van een WF Hermans al helemaal niet. ( Er hing een poster in de klas met handtekeningen van schrijvers met daaronder ‘Wij schrijven’; later bleek dat ‘niet voor Jan Lul’ afgeknipt was). Maar die docent besprak gedichten met ons, las teksten voor, en ontstak telkens weer in een meeslepend enthousiasme. Mijn belangstelling voor literatuur is door die man gewekt en ik ben hem daarvoor eeuwig dankbaar.
Waarmee ik maar wil zeggen, heer Peppelenbos, een beetje anarchie kan geen kwaad: trek je toch niet zo veel van die belachelijke regeltjes aan, opgesteld door lieden die niets van onderwijs weten. Ga gewoon lekker je gang! Wat studenten willen zijn docenten die enthousiast zijn, die wat te vertellen hebben, die hen laten zien hoe mooi de wereld kan zijn waarin ze leven!
Raoul schetst volgens mij een vorm van polderen, al die gedehumaniseerde communicatie via systemen die doelen moeten bereiken die of een illusie zijn of niet effectief.