Essay: De eerste brief in Nader tot U van Gerard Kornelis van het Reve (1)
Dit is het eerste deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief Uit Huize “Algra” (De Landkruiser)’ en ‘Brief Uit Het Verleden’ in Nader tot U.
1
Op weg naar het einde en Nader tot U zijn onmiskenbaar tweelingboeken, hoewel de verschillen duidelijk in het oog springen. Neem alleen al, in Nader tot U, de afdeling ‘Nader tot U (Geestelijke Liederen)’, die dertig gedichten bevat, in lengte variërend van twee tot drieëntwintig regels.
Gerard Kornelis van het Reve zelf noemde Nader tot U ‘een octaaf hoger, met een andere allure, dan Op weg naar het einde.’ In Het boek van violet en dood refereert hij aan beide boeken met ‘mijn tweedelige romancyclus’.
Aan Simon Carmiggelt liet Reve een maand voor de verschijning weten:
Ik gevoel mij erg gelukkig, want mijn nieuwe boek is af. Het heet Nader tot U en verschijnt eind februari bij Van Oorschot. Je zou het de voortzetting en voltooiing van Op weg naar het einde kunnen noemen en het zingt dan ook eenzelfde lied: over de Onbekende God, over Revistische Seks, over de Alkohol Die Mijn Vijand Is, over de Dood en over Kunst die voor de Baat uitgaat. In ieder geval – daar sta ik voor in – komt er Goddank weer geen normaal mens in voor.
Hij voegde er nog aan toe dat ‘het echt een opbouwend boek [is] geworden, dat de mensen iets meegeeft’. Later zou hij tegenover Carmiggelt met betrekking tot Nader tot U reppen van ‘mijn fel-realistische werk’ en ‘mijn uiterst gedurfde seksboek’.
Sjaak Hubregtse noemt Op weg naar het einde ‘zéér barok en bizar’,
een flitsend boek, dat onder andere, door het groteske en anekdotische karakter […], vaak een gierende lach opwekt. Nader tot U is daarmee vergeleken een ingetogen boek, minder heterogeen en meer verdiept.
In zijn recensie in Algemeen Handelsblad herkent K.L. Poll een accentverschil tussen beide boeken:
De nieuwe titel lijkt op de vorige, zoals blijkt uit de slotregel van een der gedichten: ‘O Dood, die waarheid zijt: nader tot U.’ Maar het accent is veranderd. Op weg naar het einde klinkt vooral constaterend, met wel iets vermanends en treurigs, maar niet met het doodsverlangen dat in de nieuwe titel gevangen zit. Dat verschil in accent klopt met een verschil in inhoud. Het tweede boek is somberder, soberder, meer monomaan dan het eerste.
Wat opvalt is dat de vijf brieven in Nader tot U alle zijn geschreven – of zouden zijn geschreven, ik kom daar op terug – te Greonterp. Van verplaatsing is geen sprake, zodat de term ‘reisbrieven’ hier niet van toepassing lijkt te zijn. Op weg naar het einde telt één brief die is geschreven in Amsterdam (maar een feest beschrijft in Laren en de terugreis, per brommer, op een ijskoude zondagochtend) en één brief die aan boord van een schip, dat in de haven van Rotterdam op vertrek wachtte, geschreven zou zijn (in werkelijkheid in het huis van Ludo Pieters in Rhoon) – twee brieven die daarom strikt genomen ook geen reisbrieven zijn, maar de overige vier brieven behandelen wel degelijk reizen per boot, trein, ondergrondse, auto en bromfiets en daarmee samenhangende verblijven buitenslands.
Met betrekking tot de inhoud van de beide boeken kom je in besprekingen ook het woord ‘zendbrieven’ tegen. Van Dale geeft als betekenis: ‘herderlijk schrijven’, met als voorbeeld ‘de zendbrieven van Paulus, enige geschriften van het Nieuwe Testament’, maar het is nooit met een verwijzing naar de Bijbel dat recensenten, schrijvend over het werk van Reve, de term gebruikten. Eerder deden ze dat om het woord ‘reisbrief’ te vermijden, dat, zoals gezegd, niet steeds de lading dekt.
In nieuwe Bijbelvertalingen heeft de zendbrief overigens terecht afgedaan. Mij lijkt het woord een pleonasme: wat is immers een brief als die niet aan anderen ter lezing wordt gezonden?
Nóg een in het oog springend verschil is dat Nader tot U (1966) pas is verschenen nadat Op weg naar het einde (1963) een doorslaand succes was gebleken. Daar schrijft Reve dan ook over – en hij reageert op ‘de enkele ongunstige besprekingen’ van het boek, in één waarvan hem ‘racisties vooroordeel’ jegens een Indiase gedelegeerde en het zingen van ‘de lof van de H.S.’ wordt aangewreven. ‘Zonderlinge, door bijgelovige angst en haat geïnspireerde spelling’, voegt Reve er met betrekking tot die afkorting tussen haakjes aan toe.
Aan de essayist Huug Kaleis laat hij op 9 december 1964, dus ruim een jaar nadat Op weg naar het einde was verschenen, weten:
[…] het boek ligt iemand of het ligt iemand niet, en dat zit hem in de karakterstructuur van de persoon die het leest, geloof ik steeds meer. Daarmee wil ik zeggen dat een waardering op halve kracht niet mogelijk blijkt. Een gunstige kritiek is meteen een mateloze ophemeling, en een ongunstige wordt meteen unfair, woordkloverig en pietluttig.
In dezelfde brief noemt Reve het boek
[…] geen meesterwerk, maar [het] steekt stellig boven mijn overige werk uit door de ongeveer één dozijn pagina’s (meestal de slotpassages, b.v. van Camden Town, Gosfield, Schrijversland, en Fles Gevonden) waarin ik het woordloze weliswaar niet verwoord, maar toch, naar mijn eigen mening, aangeraakt heb. Verder staat er veel goedkoop gegrom in, en ook wel eens een paar hele of halve leugens.
In Op weg naar het einde was Reve nog de geplaagde auteur, die werd dwarsgezeten door staatssecretarissen en volksvertegenwoordigers en miskend door het publiek – na De Avonden, geschreven toen hij drieëntwintig was, gepubliceerd vlak voor zijn vierentwintigste verjaardag, had hij enkel nog wat kortere teksten gepubliceerd. Pogingen om zich te profileren als schrijver in het Engels waren mislukt. De roman De drie soldaten, die Van Oorschot in september 1958 had aangekondigd en waaraan Reve ongeveer een jaar heeft gewerkt, noemde hij in 1964 ‘onvoltooid gebleven’.
De reisbrieven die hij was begonnen bij te dragen aan Tirade, het tijdschrift waarvan hij redactiesecretaris was – een brief uit Berlijn, twee keer een brief uit Londen, de brief uit Edinburgh – schreef hij aanvankelijk vanuit plichtsbetrachting jegens Geert van Oorschot die zich had opgeworpen als zijn mentor, én, niet in de laatste plaats, omdat hij zich dusdoende een, zij het bescheiden, inkomen verschafte.
Pas na ‘Brief Uit Gosfield’, gepubliceerd in het maartnummer van Tirade, jaargang 1963, stelde Van Oorschot voor om de brieven in een boek te bundelen, daarbij mogelijk op die gedachte gebracht door de positieve pers die Reves bijdragen aan zijn tijdschrift in toenemende mate opleverden. Hij had de positieve ontvangst van een bundeling goed ingeschat. In Nader tot U spreekt Reve van de zevende druk die van Op weg naar het einde is opgelegd. Hij doet dat in de brief van 1 juli 1964, dus zeg acht maanden na het verschijnen van de eerste druk.
Een eclatant succes, ook al zijn volgens Reve ‘die drukken niet groot, tussen de vijf- en zesduizend’. Zijn eeuwige zorgen over Geld (met hoofdletter) behoorden nu hoe dan ook tot het verleden: ‘Dus het is financieel goed, en het loopt nog steeds’. (De Amsterdamse Romanprijs voor Op weg naar het einde kwam pas nadat Nader tot U al was verschenen.)
Reve erkent dat het juist dit succes was dat aanzette tot een vervolg –‘Het sukses van Op weg naar het einde, waarvan binnenkort de achtste druk verschijnt, heeft mij aangemoedigd tot het schrijven van een vervolg’, begint in zijn handschrift de flaptekst van de eerste drukken van Nader tot U – zodat we, in plaats van over tweelingboeken te spreken, misschien beter kunnen zeggen dat Op weg naar het einde Nader tot U heeft gebaard, een typisch geval van Moeder en Zoon.
Was de schrijver van Op weg naar het einde een rusteloze, worstelend met zichzelf, op zoek naar houvast, zich miskend voelend, die van Nader tot U was wat we nu een Bekende Nederlander, een BN’er, zouden noemen. Hij figureerde in het spraakmakende en omstreden televisieprogramma ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’, verdiende Geld, werd gevraagd om voor te lezen uit eigen werk en had rust gevonden in Greonterp met een nieuwe liefde, Teigetje. (Het boek is opgedragen aan Willem Bruno van Albeda, zijn werkelijke naam.)
Een en ander is merkbaar aan de stijl van Nader tot U, die ingetogener is dan die van Op weg naar het einde met zijn uitweidingen (per woord betaald) en zijn naar sarcasme neigende ironie. Niet dat Nader tot U is gevrijwaard van uitweidingen, maar hier zijn het niet meer louter opsommingen, maar eerder herinneringen, visioenen en overpeinzingen. De ene gedachte lokt de andere uit, niet zelden op gang geholpen door het eerst bedachtzaam, maar hoe langer hoe meer onbekrompen schenken van oude jenever, als het moet in limonadeglazen.
2
Naast alle verschillen zijn er ook de overeenkomsten. Neem alleen al de titels, die, zoals K.L. Poll al opmerkte, op elkaar lijken. De schrijver L.H. Wiener zegt het kortweg zo:
Op weg naar het einde en Nader tot U (prachtige identieke titels).
Ik zal er iets uitvoeriger op ingaan. De voorlaatste zin van Op weg naar het einde kan worden gelezen als een manifest:
Laten we elkaar niet haten, maar, integendeel, elkaar liefhebben, gezamenlijk op de Dood wachten, en het ons in de tussentijd aan niets laten ontbreken.
Volgt nog een alinea die eindigt met de titel van het boek, geschreven op het vaandel dat de schrijver ‘tot glorie van Zijn Eeuwige Naam’ zal opheffen en voortdragen. ‘Op Weg Naar Het Einde’ betekent hier dus niet anders dan: op weg naar de dood.
Dit wordt bevestigd in het gedicht ’Herkenning’ in Nader tot U:
Nu weet ik, wie gij zijt,
de Jongen die ik eenzaam zag te Woudsend en daarna,
nog op dezelfde dag, in een kafee te Heeg.
Ik hoor mijn Moeders stem.O Dood, die waarheid zijt: nader tot U.
In ‘Gezicht Op Kerstmis’ zegt Reve:
Ik wil een gedicht schrijven op God Zijn verjaardag
Wanhopig drinkend onder keukenlicht
zie ik u buiten, Zegevierende,Zoon, die de Dood zijt, Troost, Vergetelheid.
In beide hier geciteerde gedichten is sprake van een visioen: is de eenzame ‘Jongen’, die Reve eerst in Woudsend ziet en later ‘in een kafee te Heeg’, de ‘Dood, die waarheid zijt’? Is die ‘Jongen’ dan ook de ‘Zegevierende’, de ‘Zoon’, die immers ‘de Dood zijt, Troost, Vergetelheid’?
Is de ‘U’ uit de titel van het boek dan niet God, wat misschien in de lijn der verwachtingen had gelegen, maar de Dood, al dan niet in de gedaante van, wat Reve noemt, ‘de Meedogenloze Jongen’?
Rond het verschijnen van Nader tot U geeft Gerard Kornelis van het Reve uitsluitsel:
De U in Nader tot U is de dood. En Op weg naar het einde is ook de dood, het is dus één en hetzelfde lied. De laatste reisbrief eindigt met: ‘O dood, die waarheid zijt: nader tot u’ en daarom heb ik deze titel gekozen als titel van het boek zoals ook Op weg naar het einde naar de slotzin genoemd is.
Piet Gerbrandy houdt het erop dat Reve in Woudsend ‘oog in oog heeft gestaan met God zelve’. ‘Significant’ noemt hij de plaatsnaam: ‘De verteller heeft, als Dante, door een donker woud gedwaald, maar is nu aan het einde van zijn kommervolle boswandeling geraakt. De gedroomde liefdesvriend, God en de Dood vallen samen in een moment van mystieke overgave.’,
Op weg naar het einde is dus een andere manier om Nader tot U te zeggen: op weg naar de dood, nader tot de dood. De eerste titel zou je de laconieke vaststelling kunnen noemen van iets dat nu eenmaal zo is, in de tweede proef je ook het actieve verlangen naar dat ‘moment van mystieke overgave’ van Gerbrandy.
***
Dit is het eerste deel van het zevende verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Lees hier deel 2.
Foto F.N. Broers / Anefo / Nationaal Archief (28 november 1963).
Deze essays verschijnen, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm bij Uitgeverij Fragment. Eerder verschenen: ‘Ik zou erg graag iets goeds schrijven’. Over ‘Brief Uit Edinburgh’ en ‘Brief Uit Amsterdam’ (uitverkocht), ‘Niets onmenselijks acht ik mij vreemd’. Over ‘Brief uit Camden Town’ en ‘Brief uit Gosfield’ (uitverkocht), ‘Ik leef voor anderen, dat is beslist een feit’. Over ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ en ‘Brief In Een Fles Gevonden’ (€ 17,50) en ‘Alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn’. Over ‘Brief uit Huize Algra’ en ‘Brief uit het verleden’ (uitverkocht).
Dit najaar verschijnt: ‘Misschien maak ik het mezelf veel te moeilijk’. Over Brief Uit Het Verleden en Brief Door Tranen Uitgewist van Gerard Kornelis van Het Reve.