Dit is het tweede deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief Uit Huize “Algra” (De Landkruiser)’ en ‘Brief Uit Het Verleden’ in Nader tot U. Het eerste deel leest u hier.

3

‘Toen ik nog een kleine jongen was’… Zo begint ‘Brief Uit Huize “Algra” (De Landkruiser)’, de brief waarmee Nader tot U opent en met zo’n drieënhalve bladzijde tekst de kortste van de in totaal elf brieven die in Op weg naar het einde en Nader tot U werden verzameld.

Deze openingsbrief confronteert ons met enkele eigenaardigheden. In het boek luidt de datering: ‘Greonterp, 21 mei 1964’. Kijken we naar de eerste publicatie, in het meinummer van de achtste jaargang van Tirade, dan lezen we: ‘Amsterdam, 21 mei 1964’.

Greonterp, Amsterdam – zelfs Gerard Reve kon zich toch maar op één plek tegelijk bevinden? Tegenover H.U. Jessurun d’Oliveira erkent hij dat hij geen letter van zijn ‘nieuwe reisbrief’ in het huis in Greonterp heeft geschreven, ‘en toch is dit het domicilie van de brief’.

Dan de datum: 21 mei. In het mei-nummer. Dat kan alleen als die brief is gepostdateerd of als dit nummer later is verschenen dan de datering aangeeft. Dat laatste was natuurlijk het geval, want De Tijd-Maasbode heeft het op 8 juli 1964 over het ‘zojuist verschenen mei-nummer van Tirade’. We hebben al vaker vastgesteld dat de verschijning van het literaire tijdschrift gewoonlijk vertraging opliep. Dat lag in dit geval wellicht ook aan Gerard Reve zelf, die nog op 4 juni aan Van Oorschot laat weten dat hij is begonnen aan een brief waar de uitgever van Tirade, zoals blijkt, zichtbaar om zit te springen:

Het Algra-kommentaar verwacht ik niet eerder dan je ermee gereed kunt komen. Maar het moet in het volgend nummer en dus houd ik er rekening mee bij de samenstelling. Het zou schitterend zijn als het weer een brief kon worden want dit zou Tirade bijzonder goed doen en wellicht kan het een begin worden van een tweede bundel reisbrieven.

Biograaf Nop Maas stelt dat Reve de brief voltooide ‘in ieder geval na 4 en vóór 10 juni.’ Op 16 juni laat Geert van Oorschot weten dat het komende nummer van Tirade ‘over een week’ verschijnt.

Het eigenaardigst van alles is dat ‘Brief Uit “Huize Algra”’ in het tijdschrift elf bladzijden lang is en ongeveer 4000 woorden telt, terwijl ‘Brief Uit Huize “Algra” (De Landkruiser)’ in het boek na iets meer dan 1100 woorden eindigt.

Na wat hier de laatste zin is:

Misschien heeft iemand de man nog gekend, en weet hij zelfs nog zijn naam, opdat ik die kan opschrijven, zodat deze nog niet, voor eeuwig, vergeten zal zijn.

vervolgt de brief in Tirade met een deel gedateerd ‘Amsterdam, 22 mei 1964’ en waarna nog een deel volgt met de datering ‘Sensmeer, 26 mei’. 

Sensmeer?

Daar kom ik op terug.

In het alleen in Tirade afgedrukte deel van de brief zegt Reve:

Ik heb steeds minder zin, nog tijd en tekst (hoewel die, voor ongeveer ⅜ door de Staat, met in totaal 13 gulden per pagina wordt gehonoreerd) aan A. te besteden.

Geld is dus, ondanks het hierboven gesignaleerde verkoopsucces van Op weg naar het einde, nog steeds een belangrijke motivatie. Dat blijkt ook uit wat Reve op 16 juni Geert van Oorschot op het hart drukt:

Lieve Geert!
Vergeet niet, de gecorrigeerde drukproef + revisie van B.u.H.A. te bewaren, omdat ze, tezamen met voorafgaande versies, in een set, geld opbrengen, van ‘verzamelaar N.N.’ in Amsterdam.

Achter ’verzamelaar N.N.’ gaat, zoals we weten, Johan Polak schuil, die, te beginnen met A Prison Song in Prose (1988), ook uitgever van Gerard Reve zou worden. Al in 1963 bood Reve hem ‘een heel pak versies en stadia’ aan van de ‘Brief Uit Amsterdam’ ‘voor de irreële prijs van slechts … gulden.’

De ‘Staat’ subsidieerde literaire bijdragen aan Tirade dus – rekensommetje – met 4,875 gulden per pagina, dat wil zeggen dat de uitgever zijn auteurs honoreerde met ruim acht gulden per pagina. De publicatie van ‘Brief Uit “Huize Algra”’ in het meinummer leverde Reve elf [bladzijden] maal dertien [gulden] is 143 gulden op. 

Boekuitgaven werden door de overheid niet financieel gesteund. Misschien was het daarom dat van de oorspronkelijke brief maar ongeveer een derde in Nader tot U terechtkwam, maar niet uit te sluiten valt dat het gedeelte dat het niet tot het boek heeft gebracht, Reve uiteindelijk niet beviel omdat hij het als het ware op bestelling van Van Oorschot had geschreven, wie vooral het belang van Tirade voor ogen stond. 

4

Huize Algra is het huis dat Gerard Reve op 27 mei 1964 aankocht. De naamgever is de ARP-senator Hendrik Algra over wie Reve zich al in ‘Brief In Een Fles Gevonden’ had opgewonden. Hij is de A., aan wie Reve steeds minder zin had om aandacht te besteden, uit het citaat hierboven.

[…] ik vind, dat ik het huis, als het mij eenmaal toebehoort, ‘Huize Algra’ zal moeten noemen, want hij heeft het betaald; als ik het precies uitreken: de koopsom plus nog de kosten van de elementaire elektrieke en sanitaire voorzieningen, die nog getroffen zullen moeten worden.

Algra had bij de behandeling van de onderwijsbegroting in de Eerste Kamer weer van zich doen spreken door de ‘propaganda’ die Reve in Op weg naar het einde zou bedrijven ten gunste van de homoseksualiteit ‘terroristisch’ te noemen. Volgens Algemeen Handelsblad van 8 mei 1964 beschuldigde hij de schrijver ervan

‘met niets ontziende brutaliteit de homoseksualiteit gelijkwaardig aan ’t wonderlijke liefdesspel tussen man en vrouw’ [te stellen]. De anti-rev. woordvoerder noemde een belangrijk deel van de moderne literatuur verfoeilijk en goddeloos van strekking. Hij toonde zich erover geschokt, dat een leerlinge van een middelbare school, opdracht zou hebben gekregen een scriptie over het jongste boek van genoemde schrijver te maken. ‘Dit grenst, dunkt mij, aan aanranding’, aldus de heer Algra.

‘Ik zou eigenlijk wel willen, dat die A. eens met zijn gezeur ophield,’ verzucht Reve in zijn Tirade-brief. ‘Ik heb, zoals gezegd, geen zin om beweringen die geen konkrete mededeling bevatten, diepgaand te beschouwen, laat staan om te proberen ze te weerleggen.’ Toch gaat hij op twee specifieke punten in: ‘de “terroristiese vorm” van een door mij en medestanders gepropageerde moraal’:

Maar wie oefent er hier eigenlijk terreur uit? Wordt ergens een heteroseksueel tot homoseksuele handelingen gedwongen? Wordt ergens in mijn werk de heteroseksuele omgang of huwelijksverbintenis aangevallen? Eis ik, dat ergens iemand wegens heteroseksualiteit wordt ontslagen? Waarachtig niet: mij zal het bijvoorbeeld een zorg zijn, wat A. met zijn wettige huisvrouw doet – dat wil zeggen, zolang het van voren gebeurt natuurlijk, gewoon er op en er af, en geen kunstjes.

De verdachtmaking dat het werk van Reve tendenskunst is, ‘als het kunst is’, pareert de schrijver met de opmerking ‘dat er geen andere kunst dan tendenskunst bestaat.’

Al met al lijkt het deel van ‘Brief Uit “Huize Algra”’ dat niet is opgenomen in Nader tot U minder de urgentie te hebben dan de ‘kanttekeningen’ die Reve een klein jaar eerder over Eerste Kamerlid Hendrik Algra plaatste in ‘Brief In Een Fles Gevonden’. Hoewel Algra zich als volksvertegenwoordiger tegen het werk van Reve bleef uitspreken, was de woede bij de schrijver intussen kennelijk gezakt. Kees Fens merkt op: 

Of Van het Reve bij zijn antwoord erg geïnspireerd was, is een vraag. De gedeelten van de brief die niet op Algra betrekking hebben, zijn verreweg de aardigste.

Ik denk dat Gerard Kornelis van het Reve het met hem eens was.

5

Uit de brief zoals afgedrukt in Tirade zou kunnen worden opgemaakt dat Huize Algra is gelegen in een plaats die Sensmeer heet. Dat is immers de locatie waar Reve aangeeft op 26 mei zijn brief te vervolgen, maar de plaatsnaam Sensmeer zul je in de atlas tevergeefs zoeken.

Reve gebruikt de naam van een in 1633 drooggelegd meer ten noorden van Greonterp om te verhullen in welk dorp hij op dat moment bezig is een huis te kopen. Waarom? Zag hij kapers op de kust? Vreesde hij, zoals Nop Maas suggereert, ‘modern toerisme’? Pas in de tijdschriftpublicatie van ‘Brief Door Tranen Uitgewist’, gedateerd 14 oktober 1964 en afgedrukt in het decembernummer van Tirade, gebruikt Reve zelf voor het eerst de plaatsnaam Greonterp – en pas in Nader tot U werd dat de plaats waar ‘Brief Uit Huize “Algra”’ aan het papier was toevertrouwd. 

Ondanks die aanvankelijke geheimzinnigdoenerij bleef de exacte locatie van zijn nieuwe huis in Friesland niet lang voor het publiek verborgen. Al op 20 juni 1964 berichtten landelijke en regionale kranten over Reves aankoop, waarbij de naamgeving het belangrijkste nieuwsfeit was. Het Vrije Volk, Algemeen Handelsblad en Algemeen Dagblad zetten het bericht tussen ander wereldnieuws op hun voorpagina. De Friese Koerier sprak op dezelfde dag de burgemeester van Wonseradeel:

[D]e heer A. Oosterhoff (die voorzitter is van de CHU-fractie in de Provinciale Staten) zei ons dat hij het plan om dit huis ‘Huize Algra’ te noemen een kostelijke  grap vindt. ‘Ik ga vast eens met de heer Van het Reve kennis maken’, zo zei hij. ‘Misschien kunnen we in zijn huis eens een discussieavond van voor- en tegenstanders van moderne literatuur beleggen. Dat opent voor onze gemeente nieuwe perspectieven,’ zo voegde hij er lachend aan toe.

Een paar dagen later plaatste dezelfde krant, ‘onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden’, op pagina 5 over twee kolom een foto met daaronder de tekst:

Dit is het huis in Greonterp, dat de Amsterdamse schrijver Gerard van het Reve onlangs als ‘tweede woning’ heeft gekocht en dat de naam Huize Algra zal krijgen. Zoals gemeld, wil Van het Reve (die ook bekendheid heeft gekregen door zijn deelneming aan het satirische tv-programma ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’) de hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, Hendrik Algra, door deze naamgeving eren voor zijn bijdrage aan de moderne literatuur. De heer Algra is onlangs in een gepeperde tirade van leer getrokken tegen de moderne schrijvers, waarbij het laatste boek van Van het Reve, Op weg naar het einde, het speciaal moest ontgelden. In Greonterp wacht men de komst van de Amsterdamse schrijver belangstellend af. ‘Earst mar ris sjen, hwat it foar snoeshaen is’, zei iemand in het dorp.

Op 26 juni deed Het Vrije Volk verslag van een bezoek aan Greonterp:

Van het Reve had niet gedacht, dat de pers zo snel en fel het nieuws van zijn huis-aankoop op de voorpagina zou brengen. ‘De naam Huize Algra had ik oorspronkelijk helemaal niet als grap bedoeld, maar toen de kranten er zo luidruchtig op wezen, zag ik toch ook het geestige er wel van in,’ stelt hij met een vileine glimlach vast. ‘Het is een aardige publiciteit’ en inderdaad, nog vlotter gaat Op weg naar het einde van de hand. Vandaag komt de zesde druk al uit, zegt de schrijver van het boek ons.

Gerard Reve in ‘Brief Uit “Huize Algra”’:

A. heeft vast nooit kunnen vermoeden, dat hij, al tierend, de aankoop van dit huis heeft gefinancierd, waarin ik, op nog geen 30 kilometer van zijn adres, hoop, tot de Dood mij verlost, mijn ‘tendenskunst’ te mogen beoefenen.

***

Dit is het tweede deel van het zevende verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Lees deel 3 vanaf 27 augustus 2023 op Tzum. Hier vindt u deel 1.

Foto F.N. Broers / Anefo / Nationaal Archief (28 november 1963).

Deze essays verschijnen, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm bij Uitgeverij Fragment. Eerder verschenen: ‘Ik zou erg graag iets goeds schrijven’. Over ‘Brief Uit Edinburgh’ en ‘Brief Uit Amsterdam’ (uitverkocht), ‘Niets onmenselijks acht ik mij vreemd’. Over ‘Brief uit Camden Town’ en ‘Brief uit Gosfield’ (uitverkocht), Ik leef voor anderen, dat is beslist een feit’. Over ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ en ‘Brief In Een Fles Gevonden’ (€ 17,50) en ‘Alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn’. Over ‘Brief uit Huize Algra’ en ‘Brief uit het verleden’ (uitverkocht).

Dit najaar verschijnt: ‘Misschien maak ik het mezelf veel te moeilijk’. Over Brief Uit Het Verleden en Brief Door Tranen Uitgewist van Gerard Kornelis van Het Reve.