Recensie: Colette – Claudine op school
Geraffineerd, vilein, maar oh zo grappig
Sidonie-Gabrielle Colette (1873 – 1954) trouwde op haar twintigste met de veertien jaar oudere auteur Henry Gauthier-Villars, die onder andere het pseudoniem ‘Willy’ gebruikte en romans door diverse ghostwriters liet schrijven. Aanvankelijk verzorgde Colette zijn correspondentie, maar al snel werd ze door Willy gestimuleerd om zelf ook te gaan schrijven. Dit ging zelfs zover dat hij haar af en toe opsloot om zo de productie te verhogen. Haar debuut Claudine op school is het eerste deel van de vierdelige Claudine-reeks dat in 1900 verscheen onder het Willy-label. Het werd meteen een daverend kassucces én deed veel stof opwaaien. Het succes van de Claudine-reeks was voor een groot deel te danken aan de pikante scènes. Onder de vlag van Willy verschenen er zelfs Claudinepoppen en andere gadgets.
Hun huwelijk had zijn ups en downs en beiden hadden affaires. Zelfs zonder dat ze het eerst wisten met dezelfde vrouw, waarna ze er een ménage à trois van maakten. Na dertien jaar was de koek op en verliet ze hem. Colette kreeg uiteindelijk de auteursrechten om haar ‘Claudines’ onder haar eigen (achter-)naam te publiceren, waarna ze een aanzienlijk oeuvre opbouwde. Ze was een nationaal symbool; haar tachtigste verjaardag werd in den lande groots gevierd en dit herenkostuum dragende icoon was zelfs de eerste Franse auteur die een staatsbegrafenis kreeg.
Van de pikante scènes over homo- en heteroliefde zal de hedendaagse lezer geen rode oortjes meer krijgen. In onze ogen is het allemaal verholen geschreven, maar honderd jaar geleden bracht menigeen heimelijke uurtjes door met Claudine op school, dat voor een deel autobiografisch is.
Ze is heel intelligent, maar ze haalt de wildste streken uit en jullie moeten die kwajongensstreken en dat wilde haar maar niet als voorbeeld nemen.
Dit jaar is het 150e geboortejaar van Colette. Een feestelijke gelegenheid voor uitgeverij Van Maaskant Haun om in de aankomende tijd de vier delen van de Claudine-reeks uit te geven. Gerda Baardman staat garant voor de soepel leesbare vertaling; haar grote droom sinds ze de boeken in haar jeugd heeft gelezen.
In Claudine op school voert Colette zichzelf op vanuit het ik-perspectief als de bijdehante vijftienjarige eindexamenkandidaat Claudine, die woont in de Bourgogne; zelfstandig, brutaal, driftig, hartstochtelijk en onverbiddelijk. Op school is ze haantje-de-voorste, maar ze weet zichzelf wel heel geraffineerd weg te cijferen als ze daar haar voordeel uit kan halen. Zelfs op scholen in buurdorpen wordt er over haar gepraat. Thuis is er niet veel voor haar te halen; er is geen moederfiguur meer in beeld en haar verstrooide vader heeft het te druk met zijn slakken en weet niet wat zijn dochter allemaal bezighoudt. Op de dorpsschool weet ze haar vriendinnen – Claire (haar ‘voedsterzusje’), Anaïs (komisch, maar verdorven: eet potloden en vlakgom), Marie (‘dom, maar vrolijk’), Luce (‘die zo naar slaag en liefkozingen hunkert’) – om haar vinger te winden en er vallen meermaals klappen en sadistische gemenigheden tussen hen.
De nieuwe, jonge hulponderwijzeres Amée ‘heeft het karakter van een aanhalig poesje, teer kouwelijk en ongelooflijk lief’, Claudine is direct behoorlijk verkikkerd op haar en ze weet het zo te ritselen dat haar vader toestemming geeft om haar thuis uit te nodigen voor bijlessen die ze eigenlijk helemaal niet nodig heeft. Helaas houdt deze flirt geen stand, omdat juffrouw Sergent – ‘die valse rooie’, eerst de maîtresse van schoolinspecteur en huisarts Dutertre – een relatie met haar begint. Een goede reden voor Claudine om een competitiestrijd te beginnen. De leerlingen zijn goed geïnstrueerd en weten dat ze in de pauzes nooit ongeoorloofd het lokaal binnen mogen stuiven, wanneer de twee leraressen daar binnen aan het flikflooien zijn.
Het broeit op school dat het een lieve lust is wanneer er twee hulponderwijzers verschijnen. Er zijn legio affaires tussen de leden van het personeel. ‘[…] het moet gezegd: dit is geen alledaagse school!’ Dutertre sjanst zelfs met Claudine, wiens ego dat streelt en die het allemaal bijzonder luchtig opneemt. Tja, #Metoo was nog een grote onbekende.
‘O, lief, betoverend meisje, waar ben je bang voor? Voor mij hoef je toch niet bang te zijn? Ik ben toch geen ploert? Je hebt niets te vrezen, niets. Kleine Claudine, wat ben je mooi, met die warmbruine ogen en die wilde krullen! Je hebt vast een lichaam als een aanbiddelijk beeldje…’ […] Wil je wel geloven dat ik sinds de ‘ongeoorloofde avances’ van de bezeten rokkenjager Dutertre ondanks alles een vaag soort trots voel?
Wanneer de eerste verdieping van de school op de nominatie staat om gesloopt te worden, worden de meisjes ingezet om de zolder op te ruimen en vinden ze tot hun grote hilariteit een hele stapel blaadjes met erotische getinte afbeeldingen. Door de herrie die ze maken, worden ze bijna betrapt, maar de bakvissen kunnen nog net op tijd een uitgestreken gezicht trekken. Haar grootste angst is dat haar vader haar na het eindexamen naar Parijs zal sturen, ‘naar een rijke kinderloze tante die me in het uitgaansleven zal introduceren, waar ik ongetwijfeld talloze blunders zal begaan… Hoe moet ik het zonder het buitenleven stellen, ik met mijn onstilbare honger naar de natuur?’
Door het gebruik van het ik-perspectief is het Claudine die de andere personages beschrijft en kan de lezer niet anders dan zich alleen in het hoofd van de tiener verplaatsen en de taferelen met een helicopterview overzien. Bijzonder is dat Colette al in 1900 onverholen en vrijmoedig schreef over lesbische liefde en ontluikende seksuele gevoelens. Het lezen van het geestige dagboek van deze tegendraadse puber met haar vileine trekjes, staat garant voor kostelijke leesuurtjes.
Kom maar op met deel twee: Claudine à Paris.
Marjon Nooij
Colette – Claudine op school. Uit het Frans vertaald door Gerda Baardman. Van Maaskant Haun, Amsterdam. 244 blz. € 25,50.
(Foto boven een still uit een van de verfilmingen van dit boek, de ontmoeting tussen juffrouw Sergent en Claudine)