Recensie: Romain Rolland – Jean-Christophe. Deel 1 – Dageraad
Portret van de kunstenaar als jongeman
Toen Romain Rolland in 1915 de Nobelprijs voor literatuur ontving, schreef James Joyce al aan zijn Ulysses, dat net als T.S. Eliots The Waste Land in 1922 zou uitkomen; van À la recherche du temps perdu, Marcel Prousts zevendelige romancyclus, was zelfs het eerste deel al gepubliceerd. Kortom, het modernisme in de literatuur was druk doende ter wereld te komen. Rolland was daarentegen toch vooral de schrijver van Jean-Christophe, een vrij traditionele tiendelige romancyclus die tussen 1904 en 1912 verscheen en waarvoor Rolland de term roman fleuve muntte, wat zoiets als romanstroom of stromende roman betekent. In 1920 verscheen een Nederlandse vertaling van Jan Romein onder de titel Jan Kristoffel, maar nu is daar een uitstekende nieuwe vertaling door Tatjana Daan, te verschijnen in drie banden waarvan de eerste nu onder de titel Dageraad uit is.
In Dageraad treffen we op de eerste pagina Jean-Christophe Krafft liggend in zijn wiegje aan; in de laatste stapt hij als jongeman op de trein naar Parijs om daarmee zijn Duitse geboortegrond achter zich te laten. De lezer heeft dan vier delen gehad waarin we Jean-Christophe, of simpelweg Christophe, in zijn verschillende tussenliggende levensfases volgen. Stukje bij beetje bouwt Rolland zijn hoofdfiguur op; de roman fleuve als bildungsroman. Rolland baseerde zich daarbij losjes op het leven van Beethoven, over wie hij ook een biografie schreef; in een brief waarin hij zijn plannen voor Jean-Christophe uitlegde sprak hij over ‘Beethoven in de moderne wereld’.
Christophe is telg van een muzikale familie: zowel vader Melchior als grootvader Jean-Michel is muzikant. Het is Jean-Michel die al vroeg Christophe’s muzikale talent ontdekt, maar Melchior is er even gauw bij om deze goudmijn aan te boren: een extra bron van inkomsten om te verdrinken ziet de drankzuchtige vader wel zitten. Christophe is nog maar zeven jaar oud als hij op aandringen van Jean-Michel en Melchior wordt aangesteld als hofpianist van het Duitse groothertogdom waarin hij opgroeit – de jongen zelf heeft er weinig over te zeggen.
Gek genoeg verdwijnt de muziek langzamerhand naar de achtergrond van het verhaal. Zeker, Christophe blijft actief als hofpianist en vult de aankomsten verder aan met het geven van muzieklessen, maar dit is slechts de achtergrond waartegen Rolland de vormende gebeurtenissen uit Christophe’s leven weergeeft. Er is de armoede thuis, de liefde die Christophe ontvangt van moeder Louisa en Jean-Michel, de al dan niet door de drank aangewakkerde driftbuien van Melchior, er is een even hartstochtelijke als kortstondige eerste vriendschap, een eerste krenkende ervaring van onrecht. En dan de ervaringen met de dood: eerst van een speelmaatje, later van Jean-Michel en nog later van Melchior, waarna Christophe volledig opdraait voor de inkomsten van het gezin.
Aanvankelijk is Christophe een gevoelig, verlegen jongetje, al toont hij al vroeg de eerste tekenen van een antiautoritair karakter, iets wat later de overhand zal nemen. Uitgebreid beschrijft Rolland het binnenleven van de jongen en in mindere mate dat van andere personages. Dat doet hij door zijn lens er van buitenaf op te richten; de modernistische middelen die niet veel later hun intrede zouden doen zijn Rolland nog vreemd. In plaats daarvan is het de alwetende verteller die bloemrijk, op ietwat aanstellerige en bij tijd en wijle pathetische toon verslag doet. Het vertraagt de vertelling aanzienlijk en houdt de lezer ongewild op afstand.
In het laatste en langste deel nemen de gebeurtenissen echter de overhand zonder dat dit ten koste gaat van de emotionele rijkdom en psychologische diepgang van het personage Christophe, wat maakt dat het verhaal zijn tempo én de aandacht van de lezer hervindt. Ook komt de muziek terug op de voorgrond te staan: Christophe probeert voet aan de grond te krijgen als componist, en zet zich in zijn zoektocht naar oprechtheid en originaliteit af tegen het in zijn ogen valse idealisme van de grote (Duitse) namen uit de muziekgeschiedenis – en daarmee ook tegen de goegemeente. Ook buiten de concertzalen weigert Christophe zich aan de geldende normen en zogenaamde ‘goede smaak’ te houden. Gecombineerd met de drift van vaderszijde die ook in Christophe de kop opsteekt loopt dit erop uit dat Christophe op steeds gespannener voet komt te staan met zijn stadsgenoten – en natuurlijk moet ook zijn positie aan het hof eraan geloven. Een laatste incident maakt dat Christophe zijn geboortestad moet verlaten en naar het toch al lonkende Parijs trekt.
Jean-Christophe is een groots opgezet portret waarin niet alleen de hoofdfiguur, maar ook de andere personages uitgebreid worden beschreven. Daarbij balanceert Rolland tussen rijke, rake karakteriseringen enerzijds en gezwollen uitweidingen over hun gevoelsleven anderzijds, waarbij de balans bij tijd en wijle overhelt naar dat laatste. Ook waar de stem van de auteur al te luid doorklinkt is het doorbijten voor de moderne lezer: in prachtige volzinnen uit Rolland de grootste kul over vrouwen, volksaard en critici, waaronder hij blijkbaar op weinig vrienden kon rekenen. Maar wie zich hier overheen zet krijgt er een rijke roman fleuve voor terug over een jonge, getalenteerde muzikant in het fin de siècle die zich zonder concessies te doen aan de kunst wil wijden, met alle botsingen van dien.
Remco Nieberg
Romain Rolland – Jean-Christophe. Deel 1 – Dageraad. Vertaald door Tatjana Daan. Meulenhoff, Amsterdam. 628 p. € 29,99.
Eerder verscheen deze recensie van hetzelfde boek op Tzum.