Afgelopen zondag 6 augustus ging ik voor het eerst naar de Deventer Boekenmarkt. Vond ik het leuk? Was de grootste boekenmarkt van Europa inderdaad zo groot? En hoe beschrijf je eigenlijk een gemoedelijke sfeer?

Ik sta op Utrecht Centraal en moet omreizen. Een halfuurtje extra, via Arnhem. Ik vind het prima, ik heb er zin in, ondanks de weersvoorspellingen. Op Facebook deelt literair tijdschrift De Parelduiker een bericht dat een paraplu geen overbodige luxe is, voor wie naar hun kraampje komt in Deventer. Op zich zijn alle luxe’s natuurlijk wél overbodig, maar ik heb er toch maar een in mijn rugzak gestopt.

In Arnhem tref ik mijn reisgenoot. In de trein bespreken we hoeveel boeken we maximaal willen kopen. Ik zeg één, of twee. Mijn reisgenoot, die Y|Y heet, in ieder geval in deze reportage, vindt dat een mooi streven. We lijden allebei aan tsundoku, hebben we geleerd van Ann De Craemer, en toch beloven we elkaar om ons aan ons streven te houden. Feilloos komt de trein in Deventer aan. Ik werp een laatste blik op mijn telefoon. De Parelduiker heeft een update geplaatst: ‘De berichten zijn goed, de regen blijft uit in Deventer.’

Indrukwekkend is het lint van mensen dat zich uitstrekt van het station tot de binnenstad. Er zijn wegen afgezet en er staan klaar-overs. Het voelt alsof we in een processie lopen. Sterker nog, het ís een processie: een plechtigheid in de vorm van een optocht, waarbij gelovigen hun geloof openbaar belijden. En in tegenstelling tot een hedendaagse kerkelijke optocht, zijn er ook aardig wat jonge mensen die meelopen naar de kraampjes. Wat fijn om te zien.

We beginnen op de Brink te snuffelen in de kratten met boeken. Dat is heerlijk. echt heerlijk. Ik ben de eerste van ons tweeën die een boek koopt: Vaders en zonen van Ivan Toergenjev. Die heb ik al gelezen, maar nog niet in bezit. Ik betaal 8,50 euro en dan heb ik hem wel in bezit. Hoera.

Een mevrouw achter mij is minder gelukkig, wanneer ze haar blik vluchtig langs de boeken laat glijden. ‘Nee, voor twee euro ga je ze niet meer vinden, dat heb ik al wel gezien.’ Ze heeft gelijk: bij sommige kraampjes zijn zelfs de met koffievlekken bezaaide tweedehandsboeken minimaal 7 euro. Ze heeft ongelijk: verderop, langs de IJssel, zijn genoeg kraampjes te vinden waar de boeken spotgoedkoop zijn.

Met een dwaze glimlach struin ik langs die spotgoedkope kraampjes als Y|Y me in mijn zij port. Hij wijst naar de, toegegeven, loodgrijze lucht in de verte. ‘Het ziet eruit alsof er noodweer gaat losbarsten,’ zegt hij. Ik stel hem gerust: ‘De berichten zijn goed, de regen blijft uit in Deventer.’ Daarna zegt Y|Y dat hij honger heeft, en dat hij niet begrijpt dat er geen foodtrucks staan. Ik ben het met hem eens; wij jongvolwassenen zijn gewend dat bij ieder evenement, overal, foodtrucks staan. Hier staan alleen maar misplaatste ijsverkopers, van steeds hetzelfde bedrijf nota bene. We moeten heel lang lopen voordat we een stroopwafelbakker vinden.

Het begint te stortregenen. Ik negeer het zolang mogelijk, maar doe dan toch mijn capuchon op. Een paraplu is alleen maar lastig tussen zoveel mensen. Iedereen vlucht naar de kraampjes, schuilt onder het zeil. De belangstelling in de boeken van de erotica-verkoper is plots immens.

 

Zelfs nu het weer ruk is, is de sfeer top. Heel gemoedelijk. Hoe beschrijf je dat, ‘gemoedelijk’? Misschien zo: langs de kade staat een onoverdekt terras waarop een groepje mensen is blijven zitten, met ieder een opgestoken paraplu.

Of zo. Een mevrouw die langsloopt en zegt: ‘Je krijgt er zulke tuurogen van, hè.’

‘Het regent spotgoedkope prijzen’, roept een verkoper. Uiteraard houd ik linea recta halt en koop mijn tweede boek bij hem: Moedwil en misverstand van Willem Frederik Hermans. Ik lees de eerste twee zinnen van het eerste verhaal in deze bundel (‘Ik ben in Aleppo geboren. Het zal de meeste mensen dus niet verwonderen dat mijn vader pottenbakker was.’) en schiet onbedaarlijk in de lach. Y|Y leest de zinnen ook en ziet de humor niet. Ikzelf ook niet en toch is het grappig. Dat kan.

 

We struinen nu al uren. De Boekenmarkt is echt heel groot. De grootste van Europa, zeg maar. Langzamerhand treedt de verzadiging in en de laatste kraampjes bekijken Y|Y en ik niet zo aandachtig meer. Sommige boeken kunnen we nu wel dromen (Birk, De avond is ongemak, De wetten). Daarnaast is het regenwater inmiddels door al onze lagen kleding heen gedrongen. We lopen terug naar het station en zijn uitgelaten. Wat was dit een leuke, gemoedelijke dag. We zien dat zelfs de boekhandels in de binnenstad rammetje vol staan met liefhebbers van het geschreven woord. Ik zeg dat ik me zorgen maak over het verslag dat ik van ons uitje wilde schrijven: er is bijna niets opmerkelijks gebeurd.

Maar ik wil er wel over schrijven. Dat verdient deze dag. Dat verdienen deze mensen die samen met ons oplopen naar het station. De rugzakken bolstaand.

Ik heb me aan ons streven gehouden. Y|Y heeft vijf boeken gekocht.