Recensie: John Banville – De zee
De onderstaande recensie over De zee van John Banville verscheen voor het eerst in 2006.
Verkeerd kijken
De oude kunstcriticus Max Norden keert na het overlijden van zijn vrouw terug naar een plek waar hij vroeger altijd vakantie vierde. Rouwverwerking gekoppeld aan jeugdherinneringen. Je kunt je een origineler idee voorstellen. Toch heeft John Banville in zijn Booker Prize winnende roman De zee een originele invulling aan deze thema’s gegeven.
Max Norden trekt als pensiongast in het huis waar hij vroeger vaak op bezoek ging bij de familie Grace. Vooral de tweeling in het gezin is opvallend: Myles de doofstomme jongen en Chloe, het eigenwijze meisje. Maar de liefde van de jonge Max richt zich in eerste instantie niet op Chloe, maar op mevrouw Grace en hij denkt dat zij hem ook uitdaagt.
Je hebt pas laat door dat Max wel vaker zaken verkeerd interpreteert, dat hij wel iets ziet, maar daar de verkeerde uitleg aan geeft. Dat maakt zijn waarnemingen onbetrouwbaar en juist voor een kunstcriticus zou goed kijken toch een voorwaarde moeten zijn. De schrijver gaat echter verder: doordat je via Max naar zijn verleden kijkt, ga je als lezer mee in het verkeerd kijken. Waar je in het begin nog denkt met een boek over een jeugdliefde te maken te hebben – Max wordt al snel verliefd op de dochter van mevrouw Grace, Chloe – krijg je op het eind pas door dat Max een jeugdtrauma aan het verwerken is.
Banville switcht heel makkelijk van de jeugdherinneringen over naar de periode waarop Max’ vrouw Anna te horen kreeg dat ze kanker heeft. Ingetogen en subtiel beschreven is de machteloosheid en onhandigheid van Max (vergelijk dat eens met die brallerigheid van een schrijver als Kluun). Zo staan er prachtige bladzijden in waar Max vertelt dat hij als jongen in het veld een nest vond. Dat nest laat hij zien aan een andere jongen. De dag erna zijn de eieren weg en is er een vertrapt. De broosheid kapot gemaakt. En dan komt er nog maar één zin achteraan: ‘Anna die op de vloer braakt, zijwaarts uit haar ziekenhuisbed hangend; haar gloeiend hete voorhoofd drukt in mijn handpalm, vol en fragiel als een struisvogelei.’ Dan deel je als schrijver een linkse directe uit.
Aan het slot van De zee begrijp je pas waarom Max liever uit zijn eigen milieu ontsnapte en bij de familie Grace wilde horen, waarom hij Anna, de vrouw met geld, trouwde, waarom hij steeds als koekoeksjong, ook in het pension, opduikt. Pas dan ziet hij alles. Een fascinerend boek.
Coen Peppelenbos
John Banville – De zee Vertaald door Jan Pieter van der Sterre. Atlas, Amsterdam, 223 blz.
Deze recensie verscheen voor het eerst in de Leeuwarder Courant op 9 juni 2006.