Recensie: Simon van der Geest – Hart van staal
De ouders van Ravi en Zina zijn omgebotteld
Nu artificiële intelligentie, chatbots en robotica niet langer weg te denken zijn uit onze hoogtechnologische maatschappij, is het interessant en zeker relevant om te bekijken op welke manier (jeugd)auteurs deze, vaak heikele, materie in hun verhalen verwerken. Simon van der Geest, vooral bekend om zijn boeken met een meer realistische inslag, entte de plot van zijn nieuwe roman, Hart van staal, op deze materie.
De setting vormt een onbekend eiland waar alle vormen van muziek en concerten verboden worden. De precieze reden blijft aanvankelijk wat vaag, maar protagonist Ravi wacht nadere toelichting van hogerhand niet af; hij beslist eigengereid om zich tegen de opgegeven beperkingen te verzetten. In een alternerende verhaallijn komt klasgenote Zina aan het woord, van wie de vader ‘vreemd gedrag’ vertoont. Wanneer beide jongeren elkaar op een bijeenkomst over ‘problemen met ouders’ leren kennen, vormt dat het motorisch moment. Mink en zus Blinker delen het tweetal immers een ontluisterende waarheid mee: al hun ouders zijn omgewisseld – of omgebotteld – voor robots, mammobot en pappobot genaamd.
Van der Geest weet de aandacht van de lezer meteen te grijpen: van bevreemdende ontmoetingen over onduidelijke boodschappen tot bizarre taferelen bij Ravi’s ouders, ze dragen stuk voor stuk aan de wat merkwaardige, haast dystopische sfeerschepping bij. Bovendien kiest de auteur voor een geleidelijke introductie in de achterliggende beweegredenen: stukje bij beetje ontdekken de vier jongeren waarom robots hun leefwereld domineren en waar hun biologische ouders zich bevinden. Dat levert zelden een fraai beeld op: volwassenen worden tot slaven gemaakt van de Gouverneur oftewel de ‘verpersoonlijking’ van de macht, terwijl robots haast vanzelfsprekend hun plaats innemen. Van der Geest biedt de lezer ook een inkijkje in de gedachten en gevoelens van de Gouverneur, maar deze passages blijven te sterk aan de oppervlakte om voor een zekere nuance te zorgen.
De plot van Hart van staal vormt alleszins een uitgelezen uitgangspunt om de doorgedreven hang naar steeds nieuwere hoogtechnologische uitvindingen kritisch te overdenken. Die kans laat van der Geest grotendeels aan zich voorbij gaan; te vaak maakt hij abstractie van de (ethische) consequenties die de ontdekkingen van het viertal met zich meebrengt. Pertinente vragen worden wel gesteld, maar doorgaans niet beantwoord, en dat is een zwaktebod, want ook tieners zullen de morele consequenties van hun baanbrekende revelatie overdenken. Dat lijkt van der Geest overigens ook zelf te beseffen:
Alle vragen tollen door Zina’s hoofd. Hoe meer ze uit proberen te zoeken, hoe meer vragen er opkomen. Vragen waar je liever niet over na wil denken.
Van der Geest biedt eerder ruimte aan – zogenaamd – doldwaze toestanden, bijvoorbeeld wanneer het viertal een mammobot weet te hacken die vervolgens enkel nog ongezonde snacks als avondeten aanbiedt. Interessant is wel de – weliswaar beperkte – die de auteur toevoegt wanneer Zina de complexe relatie met haar pappobot overdenkt; enerzijds beseft ze dat hij ‘slechts’ een robot is, anderzijds waardeert ze zijn begripvolle en zorgzame houding.
De plot is vanaf het begin vrij doorzichtig: enkele idealistische, sociaal-bewogen jongeren bestrijden een hen vijandige maatschappij – waar hebben we dat eerder gelezen? Ze noemen zich ‘De Rebellen’ en proberen via muziek – streng verboden door het regime – andere jongeren aan het denken te zetten over de maatschappelijke constellatie en de fundamentele rol van robotica in hun leefwereld. Dat klinkt allemaal veelbelovend, maar echt spannend wordt het nergens, ook niet wanneer Zina ontvoerd wordt en de andere ‘Rebellen’ naderhand aan haar identiteit beginnen twijfelen. Via de bekende deus ex machina kent de roman een nogal wensvervullend einde, al laat van der Geest wel enkele vragen open. Logisch ook, want Hart van staal is slechts het eerste deel van een tweeluik.
Hopelijk wordt dat een opvolger met meer pit … en meer aandacht voor taal en stijl. Aanvankelijk bezigt van der Geest nog een vlot verhaalritme; hij heeft veel te vertellen en maakt daarom serieus wat vaart. Dat gaat helaas ten koste van de karakterisering: Ravi en Zina blijven lange tijd ongrijpbare personages, met een wat afstandelijke schriftuur tot gevolg. Ook elders heeft de auteur vooral veel woorden nodig, veel expliciete beschrijvingen ook, om zijn verhaal te vertellen, en dat fnuikt de ontwikkeling van de plot en de opbouw van de spanningsboog. Hart van staal weet stilistisch niet te overtuigen en staat veraf van de spitsvondige vergelijkingen en taalrijkdom uit de met een Gouden Griffel bekroonde jeugdromans als Dissus (2010) en Spinder (2012):
‘Kabels reiken als dunne armen van gebouw naar gebouw en eindigen soms in een wirwar, als de draden van een groot spinnenweb.’
‘Alsof er een grote deegbal in zijn buik zit. Zo voelt het. Ravi heeft er slecht van geslapen.’
‘Ze voelt zich misselijk. Heel misselijk. Het is alsof haar maag is losgekomen en verloren in haar buik rondklotst.’
Met Hart van staal waagt Simon van der Geest zich aan een geheel ander genre, en dat was m.i. niet meteen zijn beste keuze. Maar misschien heeft de auteur nog heel wat verrassingen in petto voor de opvolger van dit boek…
Jürgen Peeters
Simon van der Geest – Hart van staal. Querido, Amsterdam. 352 blz. € 18.99.