Recensie: Anne Meerbergen – Schipperen
‘Luister hoe zand tussen je vingers fluistert’
Na Aanmoederen en Zeezuchten is nu ook de derde dichtbundel Schipperen van Anne Meerbergen verschenen. Net als Zeezuchten, waarin gedichten worden afgewisseld met foto’s van Eddy Verloes, is ook Schipperen weer stijlvol vormgegeven, met een schilderij van Guido Dobbelaere op de voorkant: een impressie van een zee in ruwe penseelstreken. In Schipperen is in meerdere lagen subtiel de heen- en teruggaande beweging van de branding te voelen.
De bundel bestaat uit drie afdelingen, die op het eerste gezicht los van elkaar lijken te staan. In ‘Aanmonsteren’ zijn herinneringen verwerkt aan de tijd waarin ze als jonge vrouw meevoer op een olietanker. Onderaan de bladzijden vind je de plekken waar ze gevaren heeft, zoals de Atlantische Oceaan, de Rode Zee, de Straat van Mozambique. In ‘Bindweefsel’ zijn herinneringen aan haar vroeg overleden vader verwerkt en in ‘Handleidingen’ onderzoekt zij haar verhouding tot de (ge)liefde.
De delen zijn op subtiele wijze met elkaar verbonden. De gedichten bestaan uit strofen van steeds twee, af en toe één, een enkele keer drie regels, die flarden van zinnen bevatten, waardoor de gedichten op kleine golven lijken die op het strand komen aanrollen:
aangespoeld als een vis
hield een schelp tegen je oorzocht het zout in huis
de zee trok, het wendeje werd je tekort
leerde opnieuw kijkennaar muren, verlegde je horizon
het wiegenwachtte op het water dat brak
Ook in de inhoud zie je de terugtrekkende beweging terug: van heden naar verleden, het voortdurend ‘schipperen’, tussen de zeeën, tussen varen en thuis zijn, tussen herinneringen aan de vader, het voorzichtig aftasten van de (ge)liefde. De vluchtige regels raken kort iets aan. Je houdt een schelp tegen je oor om het ruizen van de zee weer te horen. Je bent nog aan het wiegen, en na de weidse uitzichten moet je wennen aan de muren van een huis. In het eerste deel staat er vaak ‘je’, alsof ook de lezer wordt aangeraakt en meegetrokken in landschappen en situaties.
‘Bindweefsel’ is van een ontroerende schoonheid door het voorzichtige portret van de vader dat langzaam ontstaat: ‘dat we vroeger samen dansten / mijn voeten op zijn schoenen’, het samen wandelen door een bos, de kleine hand in de grote, het luisteren naar sprookjes en fabels, het optillen, de vertrouwdheid. Zo abrupt als de vader uit het leven verdwijnt, gebeurt dat ook midden in het gedicht:
tussen missende tanden giechelen
iemand lachte, mijn vaderpaste in mijn kinderleven
en plotsklaps in een kistik denk nog aan zijn grote voeten
heel soms dans ik zonder ons
Meerbergen laat kleine ‘echo’s’ ontstaan, zoals de ‘missende tanden’ waarin het ontbreken al voelbaar is, vlak voordat de vader ineens ontbreekt. Zelfs in de klanken, ‘missen’ en ‘kist’, is die echo hoorbaar. De vele witregels zijn gaten, waarin het missen voelbaar is. Het kind vraagt zich af hoe het nu in evenwicht moet blijven op de twee wielen: ‘het geluid stond stil en ik / raakte niet vooruit’. Waar het kind verwacht dat het op de knieën zal vallen en de handen zal schaven, valt in het volgende gedicht de vader in de eerste sneeuw ‘misschien op zijn knieën / of als een oude sneeuwengel’.
Bijzonder is ook het verschil in missen tussen toen en nu. Het kind mist hem bij het in evenwicht blijven op de fiets en in het laatste gedicht van de afdeling realiseert de ik zich dat ze een held van haar vader heeft gemaakt:
trok een streep en ontbond
mijn verlies, de jaren van spijt en mistik lokte hem van zijn voetstuk
gaf hem een arm, kuste zijn wangzijn dode voorhoofd, voorgoed
Je denkt: dit is de mooiste afdeling, zo kwetsbaar, maar ook ‘Handleidingen’ is schitterend. In het openingsgedicht vraagt de ik zich af wat het gewicht is van liefde, terwijl ze een avocado aan het ontpitten is en koriander hakt: ‘alles moest samen / er ontbrak nog // hoe kon men zoiets wegen’. Het beeld van de vrucht prikkelt de zinnen en ook hier voel je weer het voorzichtig aanraken en ontbreken. De liefde is kwetsbaar. In een volgend gedicht houdt de ik haar hart vast, maar het helpt niet: de geliefden ontdekken ‘vleugels en paniek’. De gedichten van deze afdeling zijn heel zintuiglijk: rinkelend glas klinkt, herinneringen scheuren, er valt veel te proeven en te voelen. Tegelijkertijd mengen de zintuigen zich in ‘proef de klank’, ‘het geknisper van prei en tijd’, ‘luister hoe zand tussen je vingers fluistert’.
Door het beeld van de zee dat niet alleen in grove penseelstreken op de voorkant prijkt, maar ook in alle afdelingen op de achtergrond aanwezig is in golven van rafelige zinnen, subtiele herhalingen en het kort aanraken en terugtrekken, is Schipperen een dichtbundel van wonderschone eenheid.
Dietske Geerlings
Anne Meerbergen – Schipperen. Uitgeverij P, Leuven. 48 blz. € 18,00.