Recensie: Anton Tsjechov – In het ravijn
Tsjechov kan gelukkig tegen een stootje
Van Tsjechov krijg je nooit genoeg. Zijn vele verhalen, het een wat tragischer dan het ander, blinken uit door originele invalshoeken en verrassende plotwendingen, als ook door hun scherpe, ja meedogenloze, schetsen van gewone mensen met al hun eigenaardigheden. Maar bovenal weet Tsjechov te imponeren met zijn ongecompliceerde, heldere stijl, die iedere lezer doet vermoeden dat hij nu een wel erg eenvoudig verhaal aan het lezen is. Denk in de Nederlandse literatuur aan Nescio of Elsschot, bij wie de prettige eenvoud van stijl ook een gelaagde, diepzinnige wereld bedrieglijk afdekt.
Ook Nederlandse uitgevers en vertalers krijgen gelukkig niet genoeg van de Russische meesterverteller. Uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog stammen de vijf delen Verzameld Werk met alle verhalen (plus nog een deel toneel, en een deel brieven), onder redactie van Charles B. Timmer, die het meeste ook zelf vertaalde. Het zijn kostbare banden van zo’n veertig euro per stuk, die voor een goed deel helaas ook niet meer leverbaar zijn. Maar er is sindsdien genoeg strooigoed van evenveel andere vertalers verschenen. De dame met het hondje van Aleida G. Schot mag van mij wedijveren met de vertaling van Timmer, hoezeer zij in het begin elkaar werk ook bekritiseerden. Autodidact, romanticus en dichter Timmer en slaviste Schot benaderden Tsjechov weliswaar vanuit heel verschillende basisposities, hun vertalingen mogen er niettemin allebei zijn.
En omdat Tsjechov eenvoudigweg niet dood te krijgen is, komt er van tijd tot tijd toch weer iets nieuws op de markt. Nu is er bij uitgeverij Woord in Blik opnieuw een vertaling verschenen van dat schitterende verhaal uit 1900 In het ravijn, ditmaal in een vertaling van Arie van der Ent.
In het ravijn speelt zich af in een dorp waarnaar je letterlijk diep moet afdalen om er te komen en dat voorspelt natuurlijk al niet veel goeds. Een rijke weduwnaar die de bevolking uitbuit, heeft twee zoons, van wie er een haast nooit thuiskomt, omdat hij in de stad bij de politie werkt. De andere zoon is doof en niet goed snik. Beide zoons moeten aan de vrouw geholpen worden, een project waarbij meer op het uiterlijk dan op het karakter wordt gelet. Gaande het proces laat de oude weduwnaar zelf zich ook nog aan een passende jonge vrouw helpen. Dat uit die verschillende vrouwen totaal verschillende en onverenigbare karakters ontspruiten, is onvermijdelijk en ligt aan de basis van de ellende die de familie allemaal nog te wachten staat. Bijzonder aardig is ook, en vertaler Van der Ent wijst er in zijn nawoord nadrukkelijk op, dat je het verhaal met zijn talloze Bijbelse verwijzingen, als een soort spiegelende exegese kunt lezen. Tsjechov werpt de lezer de meest zichtbare symbolen, de slang, de timmerman, het kind, voor de voeten, maar dan wel net even anders dan de min of meer Bijbelvaste lezer zich meende te herinneren. Leven en dood, overwinning en nederlaag, treft altijd anderen dan je zou vermoeden – en misschien ook zou willen. In het ravijn is een van de zeer sterke Tsjechov-verhalen, een hoogtepunt in een oeuvre dat geen dalen kent.
Anders dan de romanticus Charles B. Timmer heeft de slavist Arie van der Ent voor een minder bloemrijke vertaling gekozen. Tsjechov kan het hebben, zal de gedachte geweest zijn. Maar sommige frasen komen er nu wel beknopt uit tevoorschijn. Zo lees je bij Van der Ent:
Haar dove sjouwde nog steeds over het erf rond, zonder haast.
En zie dan wat Timmer er ruim een halve eeuw eerder van maakte:
De dove stond nog aldoor met een stapel wasgoed in de armen op het erf, toen begon hij zwijgend en op zijn dooie gemak de kleren stuk voor stuk weer aan de lijn te hangen.
Oei, dat scheelt nogal wat! Er was vóór deze passage bij beide vertalers natuurlijk wel sprake van wasgoed, maar wat hier gebeurt is bijzonder eigenaardig. Óf Van der Ent vond dat er intussen wel genoeg aandacht voor die natte was was, óf Timmer meende dat de lezer recht heeft om te weten wat er met dat wasgoed gebeurde, ook al had Tsjechov verzuimd het te vermelden. Ik weet het niet, ik lees geen Russisch, ik ben verward.
Omdat Van der Ent helaas op veel andere plaatsen ook nogal ongelukkig is in zijn, ongetwijfeld correcte vertaling (of gewoon nogal haast had), denk ik dat Timmer Tsjechov meer recht doet – of hij er nou wat extra wasgoed bij stopt of niet. Soms zijn Van der Ents zinnen zelfs ronduit ontsjechoviaans lelijk:
‘Tweevijftig!’ zei de oude hoofdschuddend. ‘Hoe krijg je dat voor elkaar?’
‘Het is geen platteland. Als je daar een restaurant binnenloopt, om even een vorkje te prikken, en je nodigt wat mensen uit, hebt een heel gezelschap bij elkaar en je drinkt wat – moet je dan eens kijken, het wordt al licht, en dan ben je de man wel drieënhalf of vier kwijt. Zeker als je Samorodov er dan bij hebt, die graag na afloop nog eens koffie mag nemen, met een cognacje van zestig kopeken het glaasje, meneer.’
Charles B. Timmer waardeerde de verteller en de stilist meer. Zo vertaalde hij deze zelfde passage:
‘Twee en een halve roebel!’ zei de oude man en hij schudde zijn hoofd.
‘Nou en wat nog? Je bent daar ook niet op het dorp. Je loopt even een restaurant binnen om een hapje te eten, je bestelt iets, nou en van het een komt het ander, je raakt in gezelschap, drinkt nog een glaasje en vóór je het weet is het alweer dag en – alsjeblieft: drie of vier roebel de man ben je kwijt. En ben je met Samorodow op stap, dan weet je dat die vent verzot is op koffie met cognac na de maaltijd, nou, en de cognac alleen kost je al zestig kopeken het glaasje.’
Oké, Timmer heeft er alweer ruim twintig woorden meer voor nodig dan Van der Ent, maar lees beide vertalingen nog eens op je gemak door. Hoeveel moeizamer formuleert de een, en hoeveel ontspannener de ander. Ik durf als niet-slavist geen al te rigoureuze conclusies te trekken, maar ik vermoed nadat ik de twee verhalen zo’n beetje gelijk op gelezen heb, dat Van der Ent misschien wel meer van het Russisch houdt, maar Timmer veel meer van Tsjechov.
Jan de Jong
Anton Tsjechov – In het ravijn. Vertaald door Arie van der Ent. Woord in blik, Rotterdam. 62 blz. € 17,50.
In het ravijn in de vertaling van Charles B. Timmer is opgenomen in Tsjechow, Verzamelde werken 5 uit Van Oorschots Russische bibliotheek. Het boek is niet meer in de handel.
Interessant. Ik zou de Russische tekst wel eens willen zien. Ik krijg de indruk dat beiden zich nogal wat vrijheden veroorloven.
De vijf delen Russische Bibliotheek onder redactie van Charles Timmer zijn al lang niet meer te krijgen, maar toch even zeggen dat tussen 2004 en 2010 een nieuwe vijfdelige editie is verschenen, eveneens in de Russische Bibliotheek bij Van Ooorschot, met vertalingen van Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel. In die editie werd “In het ravjin” vertaald door Aai Prins. Het langere citaat dat Jan De Jong geeft, luidt daarin zo:
‘Twee vijftig!’ zei de oude hoofdschuddend.
‘Wat dacht je? Het is daar geen dorp. Je loopt een restaurant binnen voor een hapje, bestelt van dit en van dat, er ontstaat een gezelschap, je drinkt – en voor je er erg in hebt is het al licht en mag je drie, vier roebel de man neerleggen. En als je met Samorodov bent, nou, die mag op het laatst graag koffie met cognac drinken, en cognac is zestig kopeke per glas.’