Recensie: Heinrich Heine – Ideeën – Het boek Le Grand
Zwelgende zinnen
Wie kent de Duitse dichter Heinrich Heine (1797-1856) nog? Een schrijver mag dan nog een naam hebben die bij veel mensen vaag een belletje laat rinkelen, er mogen straten en pleinen en zelfs universiteiten naar hem genoemd worden, zijn uitspraak ‘waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen’ kan te pas en te onpas worden geciteerd, en hij mag zelfs internationaal tot een van de vaandeldragers van de romantiek worden beschouwd, maar dat wil nog niet zeggen dat zijn werk nog veel wordt gelezen. Een steekproef in een nochtans zeer degelijke boekhandel bevestigde mijn vermoeden: er ligt nog amper werk van Heine in de rekken en zelfs op bestelling is er niet veel te krijgen.
Maar kijk, er ligt dan toch nog een nieuwe vertaling klaar. Geen poëzie, maar Ideeën – Het boek Le Grand, een combinatie van autobiografisch proza, maatschappijkritiek en nog veel meer. Een rode draad is er niet echt, het kan echt alle richtingen op gaan. Dit boek is niet zuinig geschreven: de toon is uitbundig, met veel omhaal van woorden (wat ik geenszins negatief bedoel). En jawel, de stijl is vaak sentimenteel, zelfs licht bombastisch, zoals eigen is aan de romantiek, maar niet zo dat het stoort:
De ogen van de heldin zijn mooi, erg mooi – en toch zo scherp geslepen dat ze als glazen dolken dwars door mijn hart drongen en er vast bij mijn rug weer uit staken – maar toch ging ik niet dood aan die sluipmoordende ogen.
Een groot stilist als Heine kon het zich permitteren om op het randje van de kitsch te balanceren, hij voelde precies aan hoe ver hij kon gaan. Dit boek is dan ook bij uitstek geschikt voor wie het pure esthetische genot van mooi geformuleerde zinnen kan smaken en houdt van ‘taal om de taal’ – ongetwijfeld een wat onmodieuze, maar volgens mij perfect legitieme leeshouding.
Wil dat zeggen dat Heines proza niet meer is dan krullendraaierij van een negentiende-eeuwse mooischrijver met een voorliefde voor vrouwelijk schoon? Zeker niet. De ideeën waarvan sprake in de titel zijn wel degelijk terug te vinden in het boek. Heine was niet vies van maatschappijkritiek en evenmin blind voor de grote internationale ontwikkelingen van zijn tijd. Hij had met name een fascinatie voor zijn tijdgenoot Napoleon Bonaparte en koesterde levendige herinneringen aan ene monsieur Le Grand, een Franse tamboer van het Grande Armée die een tijdje was ingekwartierd bij de familie Heine. Met oog voor detail vertelt hij na hoe Napoleons troepen binnenmarcheerden:
Ondertussen ging het getrommel buiten op straat steeds maar door, en ik ging de deur uit en keek naar de binnenmarcherende Franse troepen, het vrolijke volk van roem, dat luidkeels zingend door de wereld trok, de vrolijk-ernstige gezichten van de grenadiers, de berenmutsen, de driekleurige kokardes, de blinkende bajonetten, de voltigeurs vol vrolijkheid en point d’honneur en de almachtig grote tamboer-majoor met zijn zilveren tressen, die zijn stok met de vergulde knop tot aan de eerste verdieping kon werpen en zijn blikken zelfs tot aan de tweede verdieping – waar eveneens mooie meisjes voor het raam zaten.
Ik ben niet geneigd om te denken dat er nog veel plaats is voor Heine in de huidige tijdgeest. Je wordt bij de lectuur van dit boek letterlijk teruggeworpen naar een tijd waarin literatuur nog een fundamenteel andere rol had. Het huidige literaire bedrijf heeft bijna niets uit te staan met de manier waarop Heine schreef – een zeldzame estheet hier en daar uitgezonderd misschien. Maar wat een taalweelde…Vooruit, nog eentje om het af te leren:
Ik hoor duizend nachtegalen. De lente heeft die gestuurd om de aarde uit haar ochtendsluimering te wekken, en de aarde huivert van verrukking, haar bloemen zijn de hymnen die ze enthousiast de zon toezingt – de zon beweegt veel te langzaam, ik zou zijn vurige rossen met de zweep willen geven zodat ze harder rennen – maar als hij sissend in de zee zakt en de grote nacht opkomt met haar grote smachtende ogen, o! dan beeft pas goed de ware lust in mij, als liefkozende meisjes drukken de avondluchten zich tegen mijn bruisende hart, en de sterren wenken, en ik sta op en zweef boven de kleine aarde en de kleine gedachten van de mensen.
Daan Pieters
Heinrich Heine – Ideeën – Het boek Le Grand. Uit het Duits vertaald en van eindnoten voorzien door Ria van Hengel. Van Oorschot, Amsterdam. 120 blz. € 20.
Heine is de beste reden die ik ken om Duits te leren. Maar wat de auteur van dit stuk als bombast typeert, zit vol van ironie. Jezelf ironiseren – dat zat ook al in de Romantiek – maar dan toch weer via/door de ironie de authentieke emotie op tafel gooien – dat maakt Heine zo geniaal en leuk om te lezen.