De gedoodverfde winnaar

Literaire prijzen zijn snoeihard. De winnaar mag rekenen op een flinke portie extra aandacht en verkoopsucces, maar wat met al die boeken op de shortlist en longlist blijven steken? Hoe Martin McInnes het ontbreken van zijn boek Overgave op de shortlist van de Booker Prize van dit jaar heeft verkropt, is niet bekend. Wel waren de verwachtingen rondom zijn roman en een mogelijke prijzenregen van tevoren hoog gespannen. Zijn redacteur zou zelfs beweerd hebben dat hij zijn schoen op zou eten, als Overgave niet voor de Booker Prize genomineerd zou worden. En zo waar, daar verscheen het ineens. Om daarna ook direct weer te verdwijnen.

In Overgave volgen we Leigh, een marine bioloog die opgroeit in Rotterdam als kind van een teruggetrokken wiskundige als moeder en een agressieve waterbouwkundig ingenieur als vader. In de eerste paar hoofdstukken krijg je hard en zonder omhaal een schets van Leigh haar jeugd, die vooral in het teken van het huiselijk geweld van haar vader staat. Deze traumatische ervaring fungeert in de rest van het boek slechtst als achtergrond. Leigh ontwikkelt als volwassen namelijk vooral een nietsontziende wetenschappelijke en filosofische interesse voor het begin van het leven. Een fascinatie die haar van het diepste punt in de oceaan naar het verste punt van ons sterrenstelsel zal brengen.

Dat Overgave een ambitieus boek is, en zeker niet als de zoveelste trauma-roman weggezet wil worden, blijkt al uit hoe MacInnes verschillende thema’s over elkaar heen laat buitelen. Klimaat, ruimtevaart, biologie, diepzeeduiken, filosofische vragen over de zin en de oorsprong van het leven, het wordt allemaal door de gehaktmolen gedraaid. Zelfs de VOC en de waterschappen passeren nog even de revue. Die tomeloze ambitie valt te prijzen. Weinig hedendaagse romans durven zich met zulke diepe en fundamentele vragen in te laten, als Overgave. Alleen vergeet MacInnes daarbij wel constant dat hij een roman aan het schrijven is en geen filosofisch traktaat.

Allereerst uit zich dat vooral in de stijl, die overdreven beschrijvend is. Voor een boek dat lange tijd zo dicht op de huid van haar hoofdpersonage blijft, is het erg vreemd dat elke plek, persoon en ontmoeting zo tot in het kleinste detail beschreven dient te worden. In plaats van dat je Leigh en haar blik daardoor beter leert kennen, verdwijnt ze juist meer naar de achtergrond, in een zee van onbeduidende details. Ondertussen voel je door dit alles wel de dwingende blik van de schrijver zelf, die al zijn ideeën even leuk en interessant lijkt te vinden. Zo gaat Overgave ten onder aan zijn eigen topzware ambities, waarbij wat van belang is, niet meer van wat ondergeschikt is, te scheiden valt.

Daarnaast is het, voor een boek dat zo begaan lijkt met de kwetsbaarheid van de mens en het ecosysteem waar zij zorg voor draagt, behoorlijk opmerkelijk hoeveel brandstof, grondstof en materiaal er gedurende dit verhaal doorheen wordt gepompt. Leigh lijkt zich daar, zelfs in al haar filosofische bedenkingen, maar weinig kritische vragen bij te stellen. Af en toe lijk je haast in een wel heel uitgebreide reclamefolder voor intergalactische ruimtevaart te zijn belandt. Of in Elon Musk zijn nate droom.

Dat moet de jury van de Booker Prize bij herlezing misschien ook zijn opgevallen. Langs de buitenkant lijkt Overgave erg begaan met ecologische thema’s als trauma en herstel, maar innerlijk is het toch vooral spierballenwerk. Overgave wil betoveren, verblinden, intimideren. Overgave wil grootse literatuur zijn. Overgave wil winnen. De vraag is alleen of het daar, in deze onttoverde wereld, wel de juiste middelen voor heeft gebruikt.

Jonathan van der Horst

Martin MacInnes – Overgave. Uit het Engels vertaald door Theo Schoemaker en Els van Enckevort. Lebowski Publishers, Amsterdam. 416 blz. € 18,99.