Recensie: Toni Morrison – Teer
Van vlees en bloed, en groter
De roman Teer is een minder bekend werk van Toni Morrison die in 1993 de Nobelprijs voor literatuur won. Het is nu vertaald in de Perpetua reeks van Atheneum – Polak & Van Gennep. Dat deze roman onbekend is gebleven, zegt weinig over deze uitstekende roman, en misschien des te meer over de kwaliteit van haar andere werk.
Deze versie van Teer wordt omkleed met een voorwoord van de schrijfster, een nawoord van de vertaalster en van Neske Beks, aangeprezen als transdisciplinair kunstenaar en schrijfster van het essay De kleine Morrison. Het is verleidelijk om beide nawoorden samen te vatten als een discussie over het wel of niet vertalen van het n-woord. De vertaalster vertaalt dat met ‘Zwarte man’, tenzij het duidelijk als belediging is bedoeld. Beks vindt dat het n-woord niet vertaald zou moeten worden. Beiden halen Morrison zelf aan met diverse citaten. Tijdens het lezen was de afwisseling tussen ‘Zwarte man’ en de vertaling van het n-woord, wat vreemd, want de scheidslijn tussen beschrijving en belediging is soms dun, en de stap tussen beide vertalingen groot. Een voorbeeld is:
‘Als die neger iets wil stelen of iemand wil vermoorden, zou hij ons dan overslaan omdat dit alles niet ons bezit is? Dacht het niet. Ik heb de hele nacht in die stoel gezeten – dat weet je. Meneer Street heeft als een blok geslapen. Hij snurkte als een os toen ik vanochtend binnenkwam.’
‘Hij had te veel gedronken, zegt Jadine.’ Ze deed de oven open en prikte in een gepofte aardappel.
‘Geen mens kan rustig slapen met een verkrachter verderop in de gang, al heeft hij nog zoveel whisky op.’
Het is duidelijk dat het n-woord hier negatief wordt gebruikt. Het zou echter zonde zijn om de bespreking van deze roman te reduceren tot een bespreking over het n-woord. In deze dialoog komen al heel wat thema’s en stijlkeuzes naar voren. Ten eerste gaat het ook om discriminatie binnen de gemeenschap van Zwarte mensen (om de term van de vertaalster te gebruiken). Hier zijn namelijk Sydney en Ondine aan het woord, oom en tante van Jadine, butler en kok van meneer Street. Zij achten zichzelf hoger dan de man die ze bespreken, later Son genoemd. Iets anders is de vanzelfsprekendheid van Valerian Street dat hij de baas is (en dus ook rustig kan slapen). In de roman vallen ook de vele en lange dialogen op. Zo spreken Sydney en Valerian pagina’s lang over eksterogen.
Een samenvatting van de roman doet het verhaal te kort, maar om er toch iets over te zeggen: het begint erg spannend. Een naamloze hij-figuur springt van de ene boot naar de andere, en verstopt zich. Waarom hij dat doet, wat zijn plannen zijn, daar kan je alleen naar gissen. Er is een sterk gevoel van dreiging, maar wie worden er bedreigd, de man of de vrouwen op de boot? Dan schakelen we hard naar een privé-eiland van Valerian Street. Hij erfde een snoepfabriek en is onmetelijk rijk. Hij is getrouwd met de twintig jaar jongere Margaret, en de genoemde butler Syndney en kokkin Ondine wonen bij hun in. Jadine, het nichtje, en aangenomen dochter is er soms. Alle dreiging lijkt opeens verdwenen: het gaat over een kerstdiner. Wat moet er geserveerd worden? Komt Michael, de zoon Valerian en Margaret wel of niet? Het lijkt een klucht te worden, en hoewel prachtig geschreven en vertaald wordt het hier wat gezapig. Het verandert als Margaret Son in haar kledingkast vindt. Iedereen verwacht dat Valerian de politie gaat bellen en Son zal laten arresteren, maar nee, Valerian nodigt de indringer uit om zijn gast te zijn. Langzaamaan leren we Son kennen: hij is net zo goed een mens met dromen, achtergronden en verlangens.
Als het gevaar uit een andere hoek is gekomen en er enige rust is teruggekeerd, begint een sleutelscène als volgt:
‘Dat was verschrikkelijk, echt verschrikkelijk,’ zei Jadine. Ze had Sons hand gepakt terwijl ze de trap opliepen. Het had geen zin gehad om te blijven of zich te verontschuldigen. Valerian had naar Margaret gekeken en Margaret had voor zich uit gekeken. Dus waren zij twee vertrokken zodra Ondine en Sydney waren vertrokken. Jadine zou niet snel toegeven dat ze overstuur was, maar haar vingertoppen waren ijskoud in Sons handen. Ze verlangde naar wat menselijke warmte, een onbezoedeld iemand, iemand die bij haar was, dus had ze zonder er verder bij na te denken zijn hand gepakt en gezegd: ‘Dat was verschrikkelijk!’
Dit gebeurt ongeveer op twee-derde van het boek, en is in zekere zin de katalysator. In deze scène die mooi wordt uitgesponnen start de affaire van Jadine en Son, volgens de binnenflap het werkelijke verhaal. De aanloop is lang, maar houd vol! Het hoofdstuk waarin Valerian en Margaret weer enigszins tot elkaar komen is prachtig. Het hoofdstuk waarin Jadine mee gaat naar het dorp waar Son is opgegroeid schuurt aan alle kanten. Alleen al om die twee hoofdstukken zou deze roman gelezen moeten worden.
Een andere reden is dat de personages allemaal voor iets groters staan. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed, met eigen overwegingen, maar er is veel meer in te lezen. Zo is er een personage dat Tuinman wordt genoemd, tot Son hem zijn naam vraagt. Son wil zich blijven verzetten tegen witte overheersing. Jadine is Valerian dankbaar dat hij haar opleiding heeft betaald. Het verhaal van de pop van teer speelt ook nog door de roman heen. De dynamiek van Sydney en Valerian is ook boeiend: de slaaf wordt de meester, om Hegel erin te fietsen. Aan het einde kan Valerian zich niet meer verzetten tegen Sydney die bepaalde sandalen voor hem gaat kopen. En dit is zo maar wat er bij één recensent opkomt. Dit boek vraagt om herlezing en om bestudering.
Erik-Jan Hummel
Toni Morrison – Teer. Vertaald door Nicolette Hoekmeijer. Atheneum – Polak & Van Gennep, Amsterdam. 352 blz. € 32,50.