Recensie: Arjen van Meijgaard – Pretpark Paradijs en andere verhalen
Suggestieve, onorthodoxe verhalen, met soms een macaber tintje en een sterke pointe
‘De zwemmer zwemt niet meer.’ Met deze sterke en suggestieve zin begint Van Meijgaard het eerste verhaal in deze bundel. De voyeuristische dame bespiedt de man dagelijks, genietend van zijn jonge lichaam, maar ook ietwat gegeneerd. ‘Op het moment dat hij zijn zwembroek uitdoet, draait ze discreet de verrekijker de andere kant op.’ De grote vraag is of zíj zich eigenlijk wel onbespied mag wanen.
Arjen van Meijgaard (Den Haag, 1973) is docent Nederlands op de School voor Jong Talent, onderdeel van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 2017 debuteerde hij met de roman We hebben alles bij ons, in 2022 gevolgd door De laatste klanken van Icarus. Onlangs verscheen bij Uitgeverij kleine Uil de verhalenbundel Pretpark Paradijs, met daarin een twintigtal zeer uiteenlopende korte verhalen die eerder zijn gepubliceerd in diverse literaire tijdschriften. Een deel daarvan werd ook genomineerd voor literaire prijzen.
Het schrijven van een bespreking van een verhalenbundel kost soms wat hoofdbrekens, omdat er meerdere kleine plots te lezen zijn en je nooit aan alles aandacht kunt besteden. De verhalen zijn zeer divers van opzet, setting, onderwerp, perspectief en sfeer; soms geestig, dan weer absurdistisch. Subtiele aanwijzingen vallen bij overdenken of herlezing goed op zijn plaats. Er wordt mooi gebruik gemaakt van de techniek show, don’t tell. Het gebruik hiervan is geen wet van meden en perzen – soms móet je gewoon iets vertellen ter verduidelijking –, maar het geeft duidelijk meer kracht aan het verhaal.
Een verrukkelijk schurend verhaal is ‘Mannen’, waarin Lucas opgroeit zonder vader. Hij hoort zijn moeder tegen iedereen vertellen dat hij is overleden, maar Lucas weet dondersgoed wie het is en hij volgt hem soms. Bij Lucas thuis komen er regelmatig mannen over de vloer, soms eenmalig, soms frequenter, maar meestal ontwijkt hij de heren door uren door de stad te slenteren. Geleidelijk ontstaat er in zijn kinderlijke logica een vertederend plannetje om zijn moeder in bescherming te nemen tegen de lange rij vreemde bezoekers.
Wie zijn vader is, is hem bekend, maar daar blijft het ook bij. Het is de man die drie straten verder woont en getrouwd is met een vrouw met één arm. Lang heeft Lucas gedacht dat zijn vader bij die vrouw bleef, omdat hij medelijden met haar had, maar als hij zijn moeder mag geloven, is het een ongevoelige man die alleen aan zichzelf denkt. Bij de eenarmige vrouw heeft zijn vader een tweeling. Twee meisjes die drie jaar jonger zijn dan Lucas. Hij groet de meisjes als hij ze op straat tegenkomt en weet dat zij niet weten wie hij is. Hij is er trots op hun halfbroer te zijn, ook al zal hij dat nooit zeggen.
In het morbide, maar humoristische verhaal ‘De barbier’ hoopt Willem zichtbaar op te knappen van een goedgeknipte coupe. De klassieke eenmanszaak lijkt een weldaad van rust en oprechte aandacht, maar een kopje koffie weigeren lijkt uit den boze. De kapper gaat er prat op om het hele hoofd onder handen te nemen en het vandaag helemaal af te maken: oor- en neusharen, wenkbrauwen, snor én baard. En ook dat kan Willem niet weigeren…
Het titelverhaal ‘Pretpark Paradijs’ vertelt over iemand die een aantal weken opgesloten zal worden. Waarom dat is wordt heel langzaam duidelijk. Maar niet voor de ik-figuur. ‘Omdat ik geen grens zie tussen werkelijkheid en fictie. Nooit gezien heb. Dat is tenminste wat ze denken.’
Het motto dat uit Kroniek uit een leven dat voorbijgaat van Fernando Pessoa komt, geeft eigenlijk al aan dat er in deze bundel sprake is van een varia van verhalen met een wat onorthodox karakter.
Spring niet te lichtvoetig om met alles wat er maar aan trivialiteit en banaliteit in het leven moge zijn, met wat tragisch is en triest, met wat blijdschap brengt of onbeduidend lijkt.
Het verhaal ‘Expositie’ is een knipoog naar het hoofdpersonage uit Van Meijgaard’s laatste roman De laatste klanken van Icarus. De ik-figuur wordt door een passante opgemerkt, wanneer hij als straatmuzikant bij de ingang van een museum viool staat te spelen. Tegen een riante vergoeding wordt hij ingehuurd om op een expositie voor de muziek te zorgen. ‘Misschien klinkt het af en toe te melancholisch, maar trieste vrolijkheid bestaat ook.’ Wanneer ze hem na afloop nog even thuis uitnodigt voor een afzakkertje, ziet hij nogal macabere schilderijen hangen met bloederige taferelen. Door dit gegeven als een spiegelplot in zijn korte verhaal te verwerken, rondt de auteur het verhaal af met de illusie van een femme fatale.
Van Meijgaard weet de lezer stante pede zijn verhalen in te trekken door met een sterk zin af te trappen en zich te beperken in het weggeven van hints. Het verhaal wordt binnen de kaders getoond, maar door spanningsvelden te creëren en spaarzaam te zijn in het beschrijven van details, wordt de lezer uitgenodigd om out-of-the-box te gluren.
Het overgrote deel van de verhalen eindigt met een sterke pointe, die verrassend is en soms zelfs een spannende toets of een plottwist aan het verhaal geeft. De auteur weet in een relatief beperkt aantal bladzijden een krachtig verhaal neer te zetten.
Een verhalenbundel leent zich over het algemeen niet voor binge-reading, daar elk verhaal het verdient om er nog even op te kauwen. Ondanks dat we net één verhaal tekort komen om er de adventsdagen mee te vullen, lenen de verhalen zich bij uitstek om in de donkere dagen te lezen of te worden voorgelezen.
Marjon Nooij
Arjen van Meijgaard – Pretpark Paradijs en andere verhalen. kleine Uil, Groningen. 156 blz. € 21,50.
Deze recensie nodigt uit tot lezing van de verhalen !