Het eindeloze land

‘Spanje is in de laatste vijfentwintig jaar meer veranderd dan Europa in zeventig jaar!’ Zo klinkt het uit de mond van de politicus Luis Aceituno Machuca in Het Spaanse van Spanje, een overzichtsbundel van Cees Nooteboom met stukken over zijn geliefde tweede vaderland. Dat gevoel heb ik ook, en het wordt nog versterkt door Nooteboom. Aan het begin van dit boek staan namelijk reisreportages die nog van eind jaren 1950 dateren, toen Franco nog heel stevig in het zadel zat, het massatoerisme nog niet bestond en vrijwel alleen hardcore hispanofielen als Nooteboom zich ten zuiden van de Pyreneeën waagden, in een primitief, moeilijk bereisbaar land.

De stukken over die pioniersperiode doen bevreemdend aan. Neem bijvoorbeeld het verslag van een middernachtmis met Kerst op Ibiza in 1958, volgens de schrijver ‘een van de meest vreemde kerkelijke plechtigheden’ die hij ooit heeft gezien, met middeleeuws aandoende boeren die een eeuwenoud ritueel met onmiskenbaar Arabische en heidense invloeden bijwonen. Op Ibiza dus, het party-eiland waar tegenwoordig chartervluchten landen vol Noord-Europeaanse jongeren die heidens vertier zoeken in de discotheken en waar luxueuze zeiljachten aanmeren in plaats van gammele vissersbootjes.

Welke hoek van Spanje Nooteboom ook aandoet, het is allemaal onherkenbaar veranderd, zelfs de grotere steden: ‘Bilbao ligt er ook nog grauw en benauwd onder een deken van altijd regens, altijd nevels, altijd fabrieksrook.’ Inmiddels is de zware industrie allang vertrokken uit Bilbao en heeft de stad zichzelf heruitgevonden als cultuurmekka, met het Guggenheim Museum als middelpunt. Wie had dat toen durven denken?

In 1961 klonk het nog zo bij Nooteboom:

Wat is Spanje? Het antwoord moet ergens liggen tussen de brand van Andalusië, de conquistadores, Teresa van Ávila, Juan Belmonte, Generalísimo Franco, de gruwelijke bloedoorlog van 1936, de Moren, de hemeltergende ambtenarij, de onafhankelijkheidsdrang van de Catalanen, de totale armoede van Galicië, de inquisitie, de totale rijkdom van het grootgrondbezit, de totale afhankelijkheid van de peones, de eindeloze loterijen, de frustratie van de intellectuelen, de censuur, de barrière van de Pyreneeën.

Jazeker, dat is (of was) allemaal Spanje, net zoals de verstilde kloosters en uitgestorven dorpen in het binnenland waar Nooteboom zo’n zwak voor heeft. Maar ik vind het wat kort door de bocht om de indruk te wekken dat dat alleen het echte, authentieke Spanje is. Mijns inziens is Spanje ook een land van moderne wereldsteden, die met uitzondering van de oude volkswijken van Barcelona onderbelicht bleven bij Nooteboom. Madrid is zelfs op één korte passage na grotendeels afwezig. En tot spijt van wie het benijdt is ook het massatoerisme een authentieke Spaanse uitvinding, met inbegrip van het foeilelijke Benidorm. Al is dat massatoerisme eigenlijk geconcentreerd op niet meer dan een handvol kuststroken en blijft het land nog altijd grotendeels onontgonnen gebied:

De meeste mensen hebben er geen idee van hoe groot Spanje is, wouden, bergketens, valleien, lege, woestijnachtige vlaktes, een land vol schatten en monumenten en ver van elkaar gelegen oude steden die door de eeuwen heen hun eigen, onafhankelijke karakter bewaard hebben.

Het zijn best boeiende stukken, daar niet van. Nooteboom neemt zijn lezers mee naar allerlei uithoeken, van Valladolid of Sevilla naar Gibraltar, zijn geliefde Galicië (herinner u De omweg naar Santiago) of Franco’s Dodenvallei, het megalomane, protserige grafmonument waar het lijk van de voormalige dictator in 2019 eindelijk werd opgegraven (‘Er is niets gewijds aan deze wansmaak waaraan geen enkele Spaanse kunstenaar van naam heeft meegewerkt’). Maar het zijn ook behoorlijk oude stukken. De meeste dateren nog van voor Franco’s overlijden in 1975, de twee recentste alweer van 2001. Voor een land als Spanje, dat zo razendsnel verandert, is dat al heel lang geleden. We zijn ondertussen allang weer een paar hoofdstukken verder. Over het nieuwe Spanje, gekenmerkt door de opmars van het extreemrechtse Vox, de Catalaanse crisis enzovoort moet je dus niet meer bij Nooteboom zijn. En wie bijvoorbeeld meer wil weten over een radeloze generatie jongvolwassen Spanjaarden die kampen met werkloosheid, afnemende welvaart en een moeilijke zoektocht naar identiteit, kan beter Feria lezen, van Ana Iris Simón.

Het was me ook al opgevallen dat Nootebooms bundel over Japan, die enkele jaren geleden verscheen, alleen vrij oud materiaal bevatte, en dat is dus met Het Spaanse van Spanje niet anders. Je kunt dat de oude meester natuurlijk niet kwalijk nemen, de man is inmiddels 90 jaar oud, maar ik vermoed dat de doorsnee hispanofiel ondertussen wel uitkijkt naar literatuur over het hedendaagse Spanje. Al sluit dat niet uit dat Nootebooms oude Spanje daar nog steeds een plaats in kan krijgen, want hoezeer het land ook is veranderd, sommige dingen blijven gewoon hetzelfde:

Misschien is dat nog het meest waarom ik van Spanje houd: de ruimte. Het is altijd alsof je op zee bent, een zee van droge, okeren en dan weer rode aarde, met in de verte, links en rechts, de vreemde, afgeplatte vormen van tafelbergen, altaren in het rond gezet om reusachtige dieren te offeren.

Daan Pieters

Cees Nooteboom – Het Spaanse van Spanje. Van Ibiza tot Santiago. De Bezige Bij, Amsterdam. 256 blz. € 20,99.