Recensie: Hélène Gelèns – Beginnen voor gevorderden
De naakte dichter knielt niet meer
Een van de (vele) motto’s die achterin de bundel Beginnen voor gevorderden staan, is van dichter Anneke Brassinga: ‘In poëzie gebeurt iets anders. De dichter trekt zijn kleren en schoenen uit, loopt naar buiten.’ En hoewel deze woorden uitgebreid aan bod komen als de bundel al 24 bladzijden op weg is, is het helemaal in het begin ook al raak:
eerst olifantshuid kweken
ik wil beproeven naakt te zijn maar wacht
moeials zwaaien met spandoeken: vel is kwetsbaar!
vel moet geleidelijk wennen aan blootstelling!
een halfuur blootstelling bij startkracht loom
leidt bij ongehard vel al tot onherstelbare schade!
ik neem heus veltype en startkracht in acht
maar spandoeken versperren mij de weg
roepen: bedek de blootgestelde delen!
voorkom overmatige blootstelling!
ik kies woorden met hoge beschermfactor
spuug ze in alle richtingen (dat werkt
vooral als je erg bibbert of sterk zweet
ik zweet licht) niet langer wachten nu
hup! mijn lijf maakt wel hulpstoffen aan
De achterflap noemt de bundel ‘één lange poging om te beginnen’, maar dat is te bescheiden. Wie met een gedicht als het bovenstaande begint, weet hoe een sterke binnenkomer klinkt. Een dichter die zich bloot moet geven, en ‘moeials’ die dammen opwerpen en bezwaar aantekenen, het geeft de dichterlijke praktijk wel aardig weer, dunkt me.
Het is ook een mooi beeld, zo’n dichter die zich in al zijn kwetsbare naaktheid toont. Gerrit Achterberg gebruikte het motief al in zijn bijzondere gedicht ‘Tweeheid’ dat begint met
Rokken, waarin gij hebt gelopen,
hangen languit.
Een kous ligt neergedropen
op het tapijt.
Uw schoenen staan verschrompeld
onder het bed.
Het is een gedicht dat zich na een chaotisch begin in de loop van acht strofen langzaam ontwikkelt tot een regelmatig, rijmend en jambisch vers. De dichterlijke naaktheid betreft immers niet het lichaam maar de geest – ook al voeren de gedichten in Beginnen voor gevorderden de metafoor soms wel genadeloos ver door:
opstartmodus
gisteren zouden we bloot zijn en beginnen
truien jurkjes t-shirts vlogen door de lucht
sommigen vingen zoveel mogelijk slipjes
een enkeling gaf zich werkelijk bloot
de meesten keken op sokken toe hoe
een van ons zelfs haar oude huid afstootte
tot het doorschijnend en half in vorm
oprimpelde er zachtglanzend rozerood vel
tevoorschijn kwam en iedereen wegkeek
zullen we haar vandaag nog terugzien?
zal iemand haar nog herkennen?
vandaag spelen we de eeuwige beginner
Voor zover aanwezig is de verholen erotische lading er na de eerste regels nu wel vanaf. Door de lucht vliegende kledingstukken en opgevangen slipjes doen eerder aan al te uitbundige concerten van een sekssymbool als Tom Jones (wie kent hem nog?) denken. Nee, Beginnen voor gevorderden gaat niet over het ontwikkelen van enige fysieke vaardigheid, maar over de aarzeling, de schroom en ja, ook de moed en de noodzaak om als kunstenaar de publiciteit te zoeken. Ongepubliceerde gedichten zijn immers geen volwaardige gedichten; zij hebben lezers nodig om betekenis te krijgen.
Hélène Gelèns plaatst haar gedichten ook impliciet en expliciet in een bredere kunstzinnige en poëtische traditie. Bijvoorbeeld met
knielen in de klei, 1932
knielen brengt je op ooghoogte met een hond
tegenover een mens ben je niet langer gelijk
misschien kan het je niks schelen, je knielt niet alleen
en met de ogen gesloten
kijk je naar niemand op
je raakt bevrijd van akkerland laagland moeras
richt je tot de hemel de sterren het al
de wereld verdwijnt:
onrecht beklijft niet, onrust dooft uit
er komt een tijd die niet van afzijdigheid wil weten
ieder mens is aansprakelijk onpartijdigheid is schijn
een hond wacht af met de staart tussen de poten
Dit gedicht krijgt als een soort van toelichting de opdracht bij leo gestels gouache ‘aanbidding’ (1932) mee. Die gouache kun je terugvinden op de site van Kunstmuseum Den Haag. Hij toont drie knielende figuren, waarschijnlijk mannen, die hun handen gevouwen hebben. Wie of wat ze aanbidden is niet duidelijk, want de drie figuren zijn strak omkaderd. Ze bidden en dat is kennelijk genoeg.
De gouache lijkt trouwens niet meer dan een tamelijk toevallige aanleiding. In het gedicht is er verder geen sprake meer van aanbidden. Het gaat daarin eerder om het perspectief van de geknielde: hij zit op gelijke hoogte met de blik van een hond. Belangrijk zijn hier de twee ‘gebroken’ regels. Allereerst ‘en met de ogen gesloten / kijk je naar niemand op’. Dat is nog eens wat anders dan bidden, dat juist per definitie met opzien naar het hogere te maken heeft. Het knielen is nu eerder een variant op de naaktheid uit de eerdere gedichten, een manier om je kwetsbaar (maar niet onderdanig) op te stellen. Het gevolg van die houding lezen we in de andere gebroken regel: ‘de wereld verdwijnt: / onrecht beklijft niet, onrust dooft uit’. Juist door te knielen wordt de dichter (‘je’) de wereld de baas.
Maar dan roept het gedicht de dichter toch even tot de orde. De twee gecursiveerde regels zijn citaten van respectievelijk Carry van Bruggen en Menno ter Braak, die juist een grotere maatschappelijke betrokkenheid van de dichter verlangen. Want, zo voegt het gedicht er met eigen woorden aan toe, dat hondenperspectief is ook maar een tamelijk laffe oplossing.
Het is natuurlijk niet toevallig dat vervolgens de gedichten een stuk geëngageerder worden. Politieke en morele kwesties komen langs, dierenleed, gevaarlijke stoffen (‘beste omwonenden het is getest het kan geen kwaad’). Het laatste, lange gedicht ‘Pechblende’ brengt nog een ander, langzaam begin onder woorden. Van kleine wonderen aan het begin van de zestiende eeuw (vondsten van zilver, uranium en radium) tot de ellendige gevolgen ervan aan het eind van de twintigste eeuw. Het gedicht geeft een fraai geschiedenislesje over kleine oorzaken met grote gevolgen. Het gaat over problemen die iedereen aangaan, jong, oud, leerling, leraar, scholier, pensionado. Het bijzonder aardige gedicht ‘in jouw tijd was dat anders’ stelt het tamelijk definitief aan de orde:
was het anders? alles is altijd anders maar
in mijn tijd zou dat zijn geweest?
ha hoezo in mijn tijd was?
je verdoet nu mijn tijd
dit is mijn tijd
& wellicht
ligt mijn
beste tijd
nog voor mij
dus in mijn tijd is!
en in mijn tijd zal!
mijn tijd komt nog wel
jouw tijd ongetwijfeld ook
pas in onze tijd zal het anders zijn
Jan de Jong
Hélène Gelèns – Beginnen voor gevorderden. Cossee, Amsterdam. 80 blz. € 19,99.
Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2023-7