Recensie: Pierrine Poget – Fundamenten
‘Iemand kwam binnen’
Zie het als een groeve, of een opgraving. Woorden en (delen van) zinnen liggen bij elkaar, als restanten uit een verleden. Er ontbreken delen, waardoor de overgebleven stukken soms in een vervreemdend verband staan. Je wordt uitgenodigd om te raden, te verbeelden, te sprokkelen, en je bent nergens zeker van. Het is een avontuur. Je hebt geen idee waar je naartoe gaat, of je überhaupt wel ergens aan zult komen, want steeds als je opnieuw begint, ziet de wereld er weer anders uit. Je bent beland in de derde bundel van de dichter Pierrine Poget, Fundamenten, te midden van de Franse gedichten en de schitterende vertaling ervan door Katelijne De Vuyst.
Vermengd met gisteren brak de dag weer aan.
Alles eromheen was gewoonte en lawaai.
‘Is dat monsterlijk?’
Het werd gezegd in zoveel licht.Hoeveel hemels worden daarna nooit meer bezocht?
Dagen staan zelden los van elkaar, maar wie denkt daarover na? Je wordt wakker en weet niet beter. De losse zinnen zetten je aan het denken over wat vanzelfsprekend is. Je kunt er lang bij stilstaan, omdat er zo veel mogelijke betekenissen zijn. Daarnaast gaan ze een verband met elkaar aangaan, waardoor er nog meer betekenissen bij komen. Soms staat er ineens een uitspraak midden in het gedicht, zonder reactie of antwoord, zoals de vraag ‘Is dat monsterlijk?’ Je weet niet waar het naar verwijst. Het kan een zin zijn die uit zijn verband is gehaald, maar het kan ook naar iets verwijzen binnen het gedicht. Je kunt het zelf invullen. Je krijgt wel de toevoeging dat het gezegd werd ‘in zoveel licht’. Opvallend is dat er ‘gezegd’ staat, en niet gevraagd. In de vraag zit een oordeel verscholen. Het licht wordt ineens besmet door het monsterlijke, waardoor het licht (het hemelse?) daarna voor velen afschrikwekkend is geworden. Dit is een van de vele paadjes die je langs deze regels kunt bewandelen en het legt bloot hoe je met taal de werkelijkheid kunt beïnvloeden. Tegelijkertijd ben je niet zeker van het pad.
Fundamenten suggereren iets stevigs, waarop je huizen kunt bouwen, of levens. Van oude gebouwen zijn soms alleen de fundamenten nog zichtbaar. Je moet dan maar raden naar hoe het ooit geweest is. Op dezelfde fundamenten bouwen mensen verschillende levens en zij hebben verschillende herinneringen. Op het moment dat je stilstaat bij je eigen ‘fundamenten’, kun je je afvragen hoezeer je bepaald bent door de mensen om je heen, zelfs als die al vroeg zijn overleden, hoelang je je alles nog zult blijven herinneren, en of er niet heel veel verschillende manieren van herinneren zijn:
Op een dag zal ik die visioenen niet meer krijgen.
We zullen oog in oog zitten in de tent.
Dan zal ik weten welke levende dingen me hebben bezield: de vreugde
haar te kennen, de ontvangen liefde, de essentie van wat we hebben
meegemaakt; alles wat niet alleen de kindertijd was, want
ik kan me de rest van mijn leven niet herinneren zonder haar.
Het is mooi dat zowel de Franse tekst als de vertaling gegeven zijn, zodat je de oorspronkelijke tekst kunt proeven. Ook dat is aftasten: welke weg over de fundamenten, de klanken, het ritme, en de betekenissen, is de vertaler gewankeld?
Er zijn bladzijden waar maar één regel op staat, met bijvoorbeeld de vraag: ‘Wat zich toen heeft teruggetrokken?’ Het laat je voelen hoe het grootste gedeelte van wat we meemaken, iedere dag opnieuw, in de vergetelheid raakt. Bij toeval komt soms wat boven, maar er is zo veel waar we nooit meer aan terug zullen denken. En vanuit die stilte kom je weer terecht in een rijke herinnering, waar alle zintuigen bij betrokken raken: vol kleuren, geuren en geluiden uit de natuur, het platteland van Pogets jeugd.
In ontroerend, verstilde dichtregels weet ze het langzaam verliezen van haar moeder te vangen: ‘Iemand kwam binnen, sprak over genezing. / Ik streelde haar lichte insectenhuid, die grijs was en vleugelloos.’ Tussen het missen door gaat het leven verder, de seizoenen verstrijken. Er zijn korte indrukken van bomen, kastanjes, luchten, mensen. Er spreekt een liefde uit, een acceptatie van hoe het leven zich voordoet:
Ze vroeg zich niet af waarom, wie wat afnam van wie,
niets van dat alles. Ze sliep. De zon liet wolkenvormen
over haar glijden en de gedragen schaduw van het middaguur.
Haar andere lichaam wist het niet, het had nooit iets in de gaten.
Het is alsof je flarden opvangt van gesprekken, beelden van een voorbij landschap. In elk gedicht betreed je een onbegrensde ruimte, waarin je nauwelijks houvast hebt aan wat gegeven is. Je vertraagt en vertraagt en langzaam dringt het besef tot je door dat dit misschien wel het leven is: een tastend wankelen over onze fundamenten.
Dietske Geerlings
Pierrine Poget – Fundamenten. Vertaald door Katelijne De Vuyst. Poëziecentrum, Gent. 116 blz. € 21,00.