Recensie: Bart Temme – In het verdwijnpunt beweegt iets
Nader tot Andries
Terwijl de geest van Jan des Bouvrie nog steeds talloze historische Nederlandse huizen verandert in onderling uitwisselbare plekken met sterielwitte nieuwbouwinterieurs, bestaan er ook tegenstrevers. Bart Temme is een van hen, zo blijkt uit zijn debuut In het verdwijnpunt beweegt iets. Het monumentale herenhuis dat Temme met zijn vriend kocht aan de Leeuwarder Emmakade telt veel ‘historische sensaties’, niet in de laatste plaats de rijke plafondschildering in de voorkamer.
Toch speelde ook hier de genoemde geest een rol, want dit weelderig geornamenteerde plafond is eerder ook wit geschilderd geweest. Maar een volgende bewoner zag in dat die vorm van cultureel vandalisme hersteld moest worden. In de proloog van Temmes boek komt deze voorgeschiedenis ter sprake, waarna een breed uitwaaierende queeste begint naar de man die ooit de typische jugendstilvoorstellingen, met veel vogeltjes en zich herhalende geometrische vormen, aangebracht moet hebben. Alles wijst op Andries van der Sloot, een late impressionist in Friesland, die als huisschilder begon:
Niet de ogen van een politiek activist. Eerder het archetype van een kunstenaar. Hij doet mij aan Bavink denken, de kunstschilder uit het werk van Nescio, die de ondergaande zon in een schilderij probeert te vangen, maar hierin niet slaagt en mal wordt.
Temme zocht voor zijn boek naar een vrije, fragmentarische vorm, waarin niet alleen zijn minutieuze onderzoek naar de schilder, maar ook het arme, moeizame, vaak ziekelijke leven van Van der Sloot zou uitkomen, zijn gezins- en familieleden, tijdgenoten, mecenassen alsmede de sociale en politieke gebeurtenissen van die tijd. Daarnaast Temmes eigen verhouding tot hem, want als kersverse (mede)eigenaar van dit rijksmonument met zijn uitzonderlijke plafond, krijgt hij zelf ook een rol in het verhaal.
Daar komt bij dat Temmes persoonlijke geschiedenis al langer verweven is met deze statige kade in het centrum van Leeuwarden. Zijn grootouders woonden er op een schip en zijn moeder werd daar zelfs geboren. Op oude familiefoto’s is het later betrokken herenhuis op de achtergrond te zien.
Zelf groeide Temme, tegenwoordig docent Nederlandse letterkunde aan hogeschool NHL Stenden en redacteur van Tzum, op in het kleine Hilaard, ten zuidwesten van Leeuwarden. Ook zijn kinderjaren waren allerminst rijk te noemen en ook hij realiseert zich, net als Andries van der Sloot, pas op latere leeftijd hoe groot de impact van kunst en cultuur op iemands leven kan zijn. De nieuwverworven welstand lijkt mede de verklaring voor wat paradoxaal aandoende beschrijvingen, bijvoorbeeld over de simpele kost in het armoedige gezin Van der Sloot:
Hij wacht samen met de kinderen op het avondeten dat dadelijk door Trijntje op de tafel wordt uitgeserveerd.
In het verdwijnpunt beweegt iets kun je een essayistisch werkboek noemen, want Temme herhaalt telkens, in zinnen waar het Fries wel eens doorheen schemert, dat hij later een roman over Van der Sloot zou willen schrijven. Dus dat de opgedoken gegevens, aangevuld met fictieve voorvallen en dialogen, zijn persoonlijke gedachten hierbij, verwijzingen naar ander literair werk, de kleine fotootjes – overigens geen overzicht van het plafond! – later pas echt van pas zullen komen. K. Schippers, die nog wordt aangehaald, werkte ook graag zo, al liep je met hem doorgaans door Amsterdam of buitenlandse steden en bij Temme door Leeuwarden, maar wat maakt dat uit? Ook Schippers geloofde immers in de betekenis van vaak over het hoofd geziene plekken en factoren.
Temmes ‘werkboek’ is qualitate qua enorm gedetailleerd. Dat haalt de vaart er hier en daar wel eens een beetje uit, maar aan de andere kant bewijst hij opnieuw hoezeer de Groninger historicus Johan Huizinga gelijk had met zijn benoeming van de historische sensatie. Het kunnen ‘aanraken’ van de geschiedenis is magisch.
André Keikes
Bart Temme – In het verdwijnpunt beweegt iets. Uitgeverij kleine Uil, Groningen. 264 blz. € 22,50.