Recensie: Emmelien Kramer – Woestijnpassages
Worstelen met verlangens en lessen in blind zijn
Op het moment dat er in de Biblioteca Jaume Fuster te Barcelona een cursus Vedische Astrologie wordt gehouden, wordt deze bestormd, waarbij agenten van de Guàrdia Civil het gebouw omsingelen. Àngel en Rodrigo proberen zich in de veroorzaakte paniek het vege lijf te redden door te vluchten, terwijl ‘de Guàrdia Civil op hun laarzen rondslopen, zachtjes om de boeken niet wakker te maken, geruisloos om de teksten niet te wekken.’ De fills de puta weten Àngel te pakken te krijgen en voeren hem af; voor Rodrigo – ‘zijn haar […] leek te bloeden, het bloed van anderen, van degenen die al jaren vochten voor hun onafhankelijkheid, om te kunnen doen wat ze wilden, het bloed dat uit wanhoop was gaan dichten’ – het moment om zich te bezinnen op een plan om Àngel terug te halen.
Emmelien Kramer (1980) debuteerde in 2015 met De koortstuinen gevolgd door De dagen met Fortunat (2020). Met Woestijnpassages neemt de auteur de lezer wederom mee naar Spanje en beschrijft ze de handel en wandel van de Catalaanse dichter en onafhankelijkheidsstrijder Àngel Or en de Latijns-Amerikaanse journalist Rodrigo Torres. De setting is de Catalaanse hoofdstad Barcelona, ten tijde van de onafhankelijkheidsstrijd eind vorige eeuw; een reeks van maatschappelijke en politieke opstanden die moest leiden tot de zelfstandige Catalaanse Republiek, een eigen identiteit en absolute vrijheid voor de Spaanse autonome gemeenschap Catalonië. Kramer woonde zelf ook een aantal jaar in Barcelona en las voor het onderzoek en ter voorbereiding getuigenverklaringen van slachtoffers van de martelingen. Ze draagt het boek op aan alle slachtoffers van de martelingen tijdens Operación Garzón in de zomer van 1992, aan alle slachtoffers van de martelingen in Via Laietana 43, aan alle slachtoffers van alle martelingen.
Na de dood van zijn uit Spanje gevluchte ouders, is Rodrigo vanuit Zuid-Amerika teruggekeerd naar zijn geboortehuis in Barcelona, waar hij zich onderdompelt in Catalaanse poëzie en ‘zijn fascinatie voor het wegglippen van de tijd’ ontstaat. Groot is zijn verbazing wanneer een brandende kaars niet lijkt op te branden. Kramer gebruikt dit gegeven ingenieus als metafoor van eeuwigheid en onsterfelijkheid versus vergankelijkheid.
Na twee weken was het hem duidelijk dat de kaars zich in een soort tijdsvacuüm moest bevinden, waar vacuüm niet het gebrek aan materie betekende maar het stilstaan, het ontbreken van het verloop van de tijd, en omdat hij wilde weten hoe ver dit vacuüm zich om de kaars heen uitstrekte, begon hij te experimenteren.
Flor de Mel, de redactrice van de krant, komt hem opzoeken met de vraag waar zijn briljante reportages blijven, maar hij zegt haar dat hij niet terugkomt en besluit de cursus Vedische Astrologie te volgen waar hij Àngel met ‘zijn diamantvormige gebruinde gezicht’ ontmoet. Àngel zegt dichter te zijn en te schrijven over de onafhankelijkheid van Catalonië, ‘op zoek naar een dekmantel om zijn soevereine poëzie te kunnen voeden‘. Hij vertelt Rodrigo dat hij zijn politieke gedichten heeft ingemetseld in een muur – ‘geelrood geschilderd als de woestijn’ – totdat ze nodig mochten zijn, omdat ze niemand onder ogen mogen komen. De auteur heeft de held iets etherisch gegeven. Hij zit met zijn waarheden in zijn eigen cocon.
Àngel was een lief en bedachtzaam kind. Hij huilde nooit, sprak als tweejarige al hele volzinnen. Hij bekeek alles om zich heen heel bedachtzaam en met een starende blik. ‘Het komt erop neer dat het voor dat kind op de een of andere manier compleet onmogelijk was om schoonheid te kunnen zien.’ Alles wat hij zag was vergankelijkheid, zelfs als iets niet lelijk was. ‘En naarmate zijn leeftijd vorderde werd de wereld in zijn ogen alleen maar lelijker.’ Op zijn dertiende kreeg hij het verlangen om blind te zijn en hij vroeg de Blinde van Lesseps of die hem wilde leren wat het is om blind te zijn en te ‘kijken zonder te zien’. Om de lelijkheid te doen stoppen sloot Àngel zijn ogen af met plakjes klei en een blinddoek. Hierdoor hoorde en voelde hij ook de mooie dingen om zich heen en leerde hij hoe hij zijn andere zintuigen kon ontwikkelen en erop te vertrouwen. Zelfs het oversteken van een drukke straat werd een peulenschil.
Het was niet Mozes die de rode zee in tweeën splitste, nee, het was Àngel Or die wist welke auto’s hij moest ontwijken, die kon kijken zonder iets te kunnen zien, die zich tussen de voertuigen manoeuvreerde omdat hij precies wist wat hij deed, omdat hij nu eindelijk blind was.
Het wordt antiheld Rodrigo al snel duidelijk dat er door de geheime dienst op Àngel gejaagd wordt en dat hij wel eens kan worden gezien als terrorist. Dit zet hem danig aan het twijfelen en hij kan Àngels vluchtige gedragingen maar met moeite volgen. Zijns ondanks gaat hij na de verdwijning toch op zoek naar zijn vriend en hij gaat te rade bij Flor de Mel – separatiste in hart en nieren en die, net als Àngel, rond Plaça de Lesseps heeft gewoond. Rodrigo besluit een stuk te schrijven over de onafhankelijkheidsstrijd van Catalonië, gaat de gevangenissen langs en volgt ondertussen de sporen van Àngels leven in het labyrint van Barcelona. Op zoek naar aanknopingspunten bezoekt hij verschillende bekenden van zijn vriend, hoort hun individuele verhalen aan en zelfs de noodkreet om vooral te stoppen met zoeken. ‘[…] ga niet op zoek naar Àngel, je zult hem niet vinden, wij leefden met hem, en vonden hem nooit.’
Ondertussen wordt Àngel blootgesteld aan sadistische martelingen door de Guàrdia Civil. Ze blinddoeken hem – wat hem natuurlijk niet vreemd is –, slaan hem op zijn voetzolen en rug, delen stroomschokken uit, trekken een plastic zak over zijn hoofd waarin ze rook blazen en onthouden hem van voedsel en slaap, terwijl ze hem aan ondervragingen onderwerpen. ‘[…] een onschuldige die op het punt stond schuldig te worden bevonden door deze schertsvertoning van een geheime dienst.’ Maar Àngel was door de Blinde van Lesseps op dit moment voorbereid, ‘[…] om het meest lelijke en afschuwelijke te zien zonder te kijken, zonder met zijn ogen te knipperen en het te begrijpen, het te nemen voor wat het was.’ Na een aantal dagen gooien ze hem vanuit de hel op straat; ‘[…] zijn lichaam was gesloopt, maar zijn ziel was perfect intact.’
Woestijnpassages is een beeldschone en caleidoscopische roman die het dik verdient om opgemerkt te worden in boekenland. Het onderwerp doet heel on-Nederlands aan, door de Spaanse setting en de aangrijpende beelden die het verhaal uit de tijd van de bloedige onafhankelijkheidsstrijd oproepen. Een intelligent verhaal over een harde confrontatie, dat ondanks de zware lading, evenzogoed ook iets dromerigs en ontroerends heeft meegekregen, door de Spaanse – en vertaalde – gedichten die hier en daar in de tekst zijn verweven, en door gebruik te maken van ravissante motieven als vlinders en bijen.
Wat de mensen hier zeggen is dat de bijen slapen in de bloemen van Lesseps, de weinige bloemen, want er zijn er niet veel, een enkele clematis, een enkele bloesem van de jacaranda, waar bijen rusten, begraven in de nectar, een deken van stuifmeel.
De auteur heeft kans gezien om ook melancholie en surrealistische aspecten te verweven in de samengestelde zinnen die het verhaal doorspekken. Het vertelt over een raadselachtige zoektocht met verscheidene invalshoeken, naar de beweegredenen van een mijmerende, idealistische, maar volhardende onafhankelijkheidsstrijder; een martelaar die zich jarenlang bewust blind heeft gehouden om zich te behoeden voor lelijkheid en vergankelijkheid. De lezer krijgt door de gesprekken van Rodrigo met de mensen die iets over de ondoorgrondelijke Àngel vertellen, steeds meer kennis van het leven, de verlangens en beweegredenen van de verdwenen dichter, aangezien de draadjes uiteindelijk ontwarren en samenkomen. Met het verhaal van Àngel Or heeft Kramer een gezamenlijke stem willen geven aan alle slachtoffers van martelingen.
Marjon Nooij
Emmelien Kramer – Woestijnpassages. Oevers, Zaandam. 166 blz. € 22,50.