Recensie: Isabel Allende – De wind kent mijn naam
Goede mensen, boze wereld
Soms voelt het alsof de wereld bedolven wordt onder de ellende. Het zal weinig troost zijn, maar laten we niet vergeten dat de doos van Pandora al langer openstaat. Vijf jaar geleden werden kinderen van hun ouders gescheiden en gekooid aan de Mexicaans-Amerikaanse grens. Het werd een publiciteitsdrama voor de regering-Trump, met als hoogtepunt Melania’s garderobekeuze tijdens een goedbedoeld bezoek aan een opvangcentrum (een jas met opschrift ‘Really don’t care do U?’). De jarenlange nasleep van deze episode (het beleid, niet de modeverstandsverbijstering) schreeuwde om behandeling door een geëngageerd auteur, en toen was daar de grande dame van de Latijns-Amerikaanse literatuur. In De wind kent mijn naam (El viento conoce mi nombre) neemt Isabel Allende stelling in de vorm van een niet mis te verstane gelijkenis: die tussen de huidige migrantenstroom naar de VS en het Kindertransport waarmee duizenden joodse kinderen naar het Verenigd Koninkrijk werden gebracht, vlak voor de doos van Pandora over de aarde leeggeschud werd.
Allende heeft nog geen driehonderd pagina’s om tachtig jaar, drie werelddelen en vijf perspectieven te verweven. Ze valt met de deur in huis en opent met de orgie van vuur en geweld die de geschiedenis is ingegaan als Kristallnacht. Het land uit, concludeert Rachel Adler tussen de scherven van haar Weense appartement. Een gezinsvisum valt echter niet te krijgen en uiteindelijk moet ze haar vijfjarige zoontje met alleen zijn viool op de trein zetten. Samuel wordt met warmte opgevangen in Engeland, maar zijn liefde voor de muziek en een rebelse vrouw uit New Orleans voeren hem later naar de Verenigde Staten. Het land van de onbegrensde mogelijkheden is ook waar de Salvadoraanse Leticia in de jaren tachtig als klein meisje heenvlucht, nadat ze door toeval aan een massamoord is ontsnapt. Er komen nog velen zoals zij; kleine levens in de marge van de Amerikaanse maatschappij, maar levens van hoop en optimisme.
Nog eens veertig jaar later wordt gepoogd die mogelijkheden toch maar te begrenzen. Kinderen worden gescheiden van hun ouders en die ouders raken vervolgens kwijt in de chaos van het grensgebied. Selena Durán zet zich in om de gezinnen te herenigen en in de VS te houden. Samen met de veelbelovende advocaat Frank ontfermt ze zich over een zevenjarig blind meisje. De twee gaan op zoek naar Anita’s moeder terwijl Samuel en Leticia de kans krijgen om de hulp en liefde door te geven die zij als kinderen ontvingen.
Het moge duidelijk zijn wie hier de goeden zijn en tegen welke kwade machten zij het opnemen. Is het eigenlijk wel juist om een klein kind na de verdwijning van haar moeder langs een reeks Amerikaanse pleeggezinnen te sturen? Is Anita niet gelukkiger bij haar oma in El Salvador, die haar heeft opgevoed en die Frank en Selina wel hebben getraceerd? Dat is de enige morele vraag die Allende openlaat, omdat ze hem niet stelt.
Ook buiten de politiek laat ze weinig over aan het invulvermogen van de lezer. Voor alle duidelijkheid meldt ze ons dat Zuidas-Frank aanvankelijk zijn hulp aanbiedt ‘vanwege Selena’s seksuele aantrekkingskracht’. Het nieuws van een gruweldaad wordt opgenomen met ‘‘O, mijn god!’ riep Samuel uit en hief zijn handen naar zijn borst, want het kwam hard bij hem aan.’ De dialogen zijn soms gekunsteld, Anita’s hoofdstukken een herinnering dat volwassen schrijvers zich beter verre kunnen houden van de gedachten van kinderen. Het Spaans niet machtig kan ik niet beoordelen wat aan het origineel en wat aan de vertaling ligt, maar termen als ‘sereniteit’ en iemands ‘uitgebreide familie’ geven te denken. Ten slotte laat ik u achter op een barkruk in New Orleans om te kauwen op ‘toen de rook optrok zag hij dat het niet een hoertje was zoals hij verwachtte, maar een jong, mooi meisje.’
En het gekke is: ondanks deze mankementen boeit De wind kent mijn naam tot het einde. Allende is op haar sterkst wanneer ze in luttele bladzijden decennia bestrijkt, met een paar episoden personages tot leven wekt en uitzet in een decor zo groot als de wereld. Je volgt ze er graag. Het zijn sympathieke mensen en ze staan voor meer, voor hoe individuen laveren tussen de kaken van de geschiedenis. Moeiteloos schakelt de schrijfster tussen Samuels pianolessen aan Anita en haar eigen geschiedenislessen over Midden-Amerikaans bendegeweld. Dat is een goed evenwicht voor wie in een bloederige decembermaand zoekt naar een opbeurende, zij het weinig subtiele morele boodschap, en geen zin heeft om Do they know it’s Christmas op te zetten.
Dus: aanrader? Als u ontspanning zoekt en zich tegelijkertijd wilt buigen over politieke kwesties is dit uw boek. Steekt u uw hoofd liever in een morele knoop waar u na driehonderd bladzijden alleen maar verder in verstrikt bent geraakt, wacht dan tot iemand als Houellebecq zich aan de scheiding van migrantengezinnen waagt.
Tobias Wijvekate
Isabel Allende – De wind kent mijn naam. Uit het Spaans vertaald door Marja Meijer. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 288 blz. € 24,99.