Recensie: Jan van Mersbergen – We moeten praten
Waarom je er in mijn hoofd altijd bent
Het voordeel van sterren bij een recensie is dat je in één oogopslag de waardering van de recensent kunt zien en de rest van het stuk mag overslaan. Dat kon mooi bij de krantenversie van deze recensie waar de vier sterren naast het artikel stonden afgedrukt. Nu je de waardering hier hebt gelezen kun je de rest hieronder overslaan, want daar worden enkele verrassende wendingen in het verhaal weggegeven en dat zou in het geval van We moeten praten van Jan van Mersbergen jammer zijn.
De roman bestaat uit drie hoofdstukken (‘Praten’, ‘Moeten’, ‘We’) waarvan het eerste en veruit het langste hoofdstuk enigszins aandoenlijk begint. Koen gaat een spreekbeurt houden in groep 7 en dat is opmerkelijk, want Koen zwijgt al jaren. Dat hij kan praten lijkt een klein wonder te zijn. In de ellenlange spreekbeurt, onderbroken met een pauze, vertelt Koen over zijn leven bij zijn opa – die niet echt zijn opa is –, over zijn moeder die is vertrokken, over een eenzame zwaan die hij mee naar huis gelokt heeft en over zijn vader. Dat verhaal is tragisch, maar blijft luchtig omdat Van Mersbergen er humoristische elementen in heeft opgenomen, zoals het onduidelijke Brabantse dialect van opa. Daarnaast heeft Koen elke keer een voorwerp van een klasgenoot weggepakt, ‘geleend’ zegt hij zelf, nadat ze een domme opmerking hebben gemaakt. Zo stelde Imran de vraag of chocopasta ook pasta was.
De spreekbeurt van Koen verklaart waarom hij gestopt is met praten, welke traumatische ervaringen eraan ten grondslag liggen. Na negentig bladzijden verschuift het perspectief naar de vader van Koen, redacteur van romans, en krijgen we een compleet andere toon en een nieuwe invulling van dat thema zwijgen. De vader verzwijgt voor zijn zoon dat hij teelbalkanker had. Binnen dertig pagina’s maakt Van Mersbergen duidelijk hoe ingrijpend die vorm van kanker is.
Een monster zou mijn complete lichaam overwoekeren, zoals klimop bomen eerst verfraait maar op een gegeven ogenblik verstikt. Het lijkt alsof klimop alleen in dode bomen groeit, maar het is andersom. Ze doden die bomen.
Het niet kunnen praten over zijn ziekte maakt de relatie kapot. De vader probeert te begrijpen waarom de ziekte, ondanks de genezing, aanwezig blijft: ‘waarom je er in mijn hoofd altijd bent’. Het zijn indringende pagina’s, zeker als je deze ziekte uit eigen ervaring kent.
Daarna volgt weer een verrassende wending in het verhaal, die ik niet zal benoemen, waarna de opa aan het woord komt. Dat is het minst geloofwaardige en minst krachtige deel van het boek. Dat vergeef je Van Mersbergen. Die eerste honderdtwintig bladzijden zijn prachtig.
Coen Peppelenbos
Jan van Mersbergen – We moeten praten. Cossee, Amsterdam. 160 blz. € 22,99.
Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden (op papier op 26/27 november 2023)