Strips: Delaf – Guust Flater slaat weer toe!
De terugkeer van Guust Flater
Guust Flater leeft weer. Nadat uitgeverij Dupuis de juridische strijd met de dochter van Franquin gewonnen had, had Marc Delafontaine, kortweg Delaf, de handen vrij om na een kwart eeuw weer nieuwe strips te maken rondom Guust. André Franquin, een absolute grootmeester in de stripwereld en voor ondergetekende de grootste, bedacht Gaston Lagaffe samen met Jidéhem als een figuurtje dat in het tijdschrift Spirou (Robbedoes) als een manusje van alles van de redactie opdook. Later ging Franquin Guust alleen maken en kwamen er allerlei terugkerende elementen: een rondvliegende meeuw, een kat, de Flaterfoon, de oorlog tegen parkeermeters, Meneer Demesmaeker die altijd contracten komt tekenen en ga zo maar door. Kwabbernoot was eerst de chef van Guust, maar die werd meer ingezet voor de strip Robbedoes en Kwabbernoot (een serie die werd overgenomen door Franquin en bij hem tot grote bloei kwam, met het vrolijke fantasiebeest de Marsupilami). Kwabbernoot werd vervangen door de pijprokende Pruimpit.
In Guust Flater slaat weer toe! komen alle vertrouwde elementen, inclusief de verliefde juffrouw Jannie en agent Vondelaar terug. Het is verbazingwekkend hoe goed Delaf de stijl van Franquin heeft kunnen kopiëren. Als je de meidenstrip Mooie navels bekijkt, die hij samen met zijn vrouw maakt, dan is het verschil megagroot. Binnen het album wordt nog met groot respect gerefereerd aan Franquin. Dat gebeurt ook in een wat langer doorlopend verhaal waarbij de tekeningen van Franquin door toedoen van Guust verloren raken. Jammer genoeg eindigt Guust Flater slaat weer toe! daarmee, want Guust is toch echt beter in een afgerond verhaaltje op één pagina.
En het moet gezegd: Delaf slaagt er uitstekend in om de aartsluie, maar immer blijmoedige Guust dezelfde krankjorume uitvindingen te laten doen waarbij het kantoorleven bij het tijdschrift Robbedoes volkomen ontregeld wordt. Of het nou het gebruik van superlijm is, de ontdekking van de mobiele telefoon of de voorloper van elektrische fiets; je weet zeker dat de acties van Guust gedoemd zijn te mislukken.
De dochter van Franquin kreeg bij het vonnis van de rechtbank wel het recht om aanmerkingen te maken bij de nieuwe strip, maar blijkbaar is er een (financiële?) constructie gevonden waardoor zij niet kan voorkomen dat er iets nieuws verschijnt. Het is bekend dat Franquin ook een zwaarmoedige kant had (zie zijn strip Zwartkijken). Je vermoedt soms dat Guust Flater zijn vrolijke kant vertegenwoordigde, maar dat in de strip ook zijn totale wezen verborgen zat. Delaf is meer dan geslaagd in zijn imitatie van Franquin en hopelijk krijgt hij bij de volgende albums ook de vrijheid om eigen elementen toe te voegen en zijn eigen gekte in te brengen. De stijl zit in zijn vingers, nu moet Guust een beetje van hem worden.
Coen Peppelenbos
Delaf – Guust Flater slaat weer toe!. Dupuis. 46 blz. € 9,99.
Ik begrijp (als stripmaker en bewonderaar van verschillende stripauteurs uit de Gouden Periode) als geen ander dat fans van een stripserie meer avonturen of grappen van hun geliefde held(in) willen lezen. Men is nu eenmaal fan, nietwaar.
Aan de andere kant is een stripfiguur de artistieke schepping, en dus het intellectuele eigendom, van een ( of meer) kunstenaar(s). En elke kunstenaar, of dat nu een schrijver, een regisseur, een componist of een striptekenaar is, heeft een totaal unieke kijk op zaken- wat je verder ook van het werk zelf mag vinden. Dat werk kan door een andere maker wellicht heel dicht benaderd worden, maar het zal TOCH nooit hetzelfde zijn.
En in dat opzicht is het toch wat bedenkelijk als uitgevers na de dood van de artiest menen dat zij het recht hebben een vervanger te zoeken/aan te wijzen, die (hoe geslaagd het resultaat van zijn inspanningen ook mag lijken) toch in feite niet meer dan een imitator is. Het is een beetje zoals met de beruchte “tribute bands”; over de rug van een voorbeeld geld verdienen met iets dat het nét niet is…
Volgens mij zou het beter zijn als nieuwe makers hun eigen, originele helden in hun eigen originele wereldje bedenken, en zo hun eigen creativiteit aanboren in plaats van slaafs grote voorgangers achterna te gaan – want hoe goed Delaf(ontaine) Franquin ook na kan doen, origineel is het niet. Bovendien zal Delaf Franquin (die sowieso misschien wel de beste tekenaar aller tijden was) ook nooit overtreffen. Dus artistieke winst valt er niet te behalen.
En hoe jammer het ook is als een geliefd auteur geen nieuwe albums meer kan leveren (gewoon, omdat hij -onvermijdelijkheid der onvermijdelijkheden- het tijdelijke met het eeuwige verwisselde), is dat -buiten de financiële prikkel- in mijn ogen geen werkelijk legitieme reden om een reeks door te zetten.
Kunsthandelaren vragen immers ook niet aan een of andere handige Harrie met een stapel doeken en wat tubes olieverf om even iets te maken in de stijl van Rembrandt of Van Gogh- hoewel daar ongetwijfeld in bepaalde kringen vraag naar is…