Recensie: Edward Hoornaert – Weten welke huid je aan moet
De vele keuzes van onderweg
Dat de gedichten van Edward Hoornaert nogal meerduidig en duister zijn, is vaker betoogd. Maar toch is het zinvol om die gedachte nog eens onder de aandacht te brengen. Ook de vergelijking met Gerrit Kouwenaar – op zich geen diskwalificatie – is al eens in besprekingen van zijn werk langsgekomen. Sterker: de achterflap van Hoornaerts nieuwe bundel Weten welke huid je aan moet maakt zelf gewag van dergelijk eerbetoon. Toch leiden zulke uitspraken bij de lezer tot een gevaarlijk vooroordeel en wellicht tot het onvermogen om ’s mans heldere lichtheid en humor onder ogen te zien.
Natuurlijk, de gedichten van Edward Hoornaert geven zich niet zo één, twee, drie gewonnen, maar dat is ook precies wat je van goede poëzie mag verwachten. De gedichten zijn vooral op zoek naar evenwicht. Evenwicht tussen binnen en buiten, toen, nu en straks, hier en daar.
Afstand
Hoe ver het in vogelvlucht van punt a naar punt b is
weten we precies, over wat zich daartussen afspeelt
weten we niets.Routes zijn volop in ontwikkeling
rollen zich links en rechts van ons uit, leggen
het huis dat we verlaten te slapen in het achterhoofd
tellen de dagen niet in uren maar in afgelegde kilometers
steken grenzen over om aan vrijheid te winnen.Wanneer iemand ons op de verraderlijke bocht wijst die eraan komt
remmen we af – een hinderlaag ligt altijd in het landschap ingebed.Elke stap naar voren stelt de vraag waarom we gaan waarheen we gaan
en zuigt uit alle macht aan onze voeten, toont enkel nog wat zichtbaar is:
de rechte lijn die wij nu volgen, de putten die ons schoeisel slijten
het stof dat op en neer danst tussen de kiezelspunt a dat gaandeweg punt b wordt.
De vele keuzes die we onderweg maken, op weg naar bestemming b, zijn niet vooraf in te schatten. De dynamiek van de reis trekt zich immers niets aan van het statische van de kaart. Die kaart is klaar. De reiziger kan hem openvouwen of aanklikken op een scherm. Maar daarna wacht hem het avontuur van veranderende omstandigheden en hinderlagen en moet de reiziger zich maar zien te redden. De een kan dat natuurlijk beter dan de ander; je moet niet zo maar iedereen met een rugzak op pas sturen.
Wat voor reizen geldt, geldt trouwens ook voor het leven als geheel. Is deze reis van a naar b niet een metafoor voor het leven? Natuurlijk is hij dat. Een enigszins bedreven lezer constateert een enorme open deur. Een trektocht en het levenspad zijn inderdaad een al te makkelijke twee-eenheid. Beide zien punt a geleidelijk aan punt b naderen en er tenslotte mee versmelten. Want anders dan wat de routekaart van de anwb suggereert, is punt a helemaal niet zo’n vaststaand beginpunt. Punt a beweegt met je mee. Het is meer Google Maps dan het Grote Autoboek.
Waar we die spanning tussen statisch en dynamisch ook zien is bij het lezen van poëzie. Waar verhalend proza nog iets dynamisch heeft (‘en toen, en toen, en toen’), is poëzie per definitie een verstilde tekst, die er haast om schreeuwt om door een lezer tot leven gewekt te worden. Ook die lezer maakt daarbij zijn eigen keuzes en verandert flexibel zijn weg bij onverhoedse hindernissen. Het lezen van poëzie is een avontuur.
Over avonturen gesproken:
Escapade
De dag begint zonder ons.
Op de gang voor de deur van onze hotelkamer
rollen gasten met korte tussenpozen
hun trolleys over het vast tapijt tot aan de lift
waar zij verplicht tot stilstand komenvoor even net als wij onwrikbaar
en zwijgend op wacht, de blik bewust
van de tijd die voor en achter hen ligt.Het nahijgen duurt en duurt, muziek
bonkt verder in onze hoofden, de spiegel
lijst de lege tequilaglazen als trofeeën in.Iedereen moet ergens in uitblinken.
Ook hier is sprake van een reis, van verstrijkende tijd en van avontuur – al blijkt dat eerder een avontuurtje te zijn. Veel van Hoornaerts gedichten eindigen met zo’n eenregelige slotstrofe die vaak een onverwachte wending aan het voorafgaande geeft. In het gedicht ‘Kunfunadhoo’ luiden bijvoorbeeld de slotregels: ‘alles mag blijven waar het achtergelaten werd / zolang de stilstaande tijd geen val is, maar het einde // van iets inluidt, wij het vuur weer levensecht in handen krijgen.’ Het is hier juist die laatste regel die het voorafgaande, nogal fatalistische ‘einde’ op losse schroeven zet. Het ‘einde’ was niet absoluut en het ‘levensechte vuur’ blijkt nog uitbundig te branden.
Als de bundel vervolgens na enkele gedichten met zo’n betekenisvolle slotstrofe het gedicht ‘Escapade’ presenteert, zet hij de lezer heel even op het verkeerde been. Waarna een brede lach hem leert: juist een tamelijk licht, maar meesterlijk gedicht als ‘Escapade’ onderstreept de grootsheid van deze bundel – die weliswaar een zoektocht naar ‘een precair evenwicht’ heet te zijn, maar desalniettemin hechter en evenwichtiger is dan de thematiek (en de flaptekst) suggereert.
Jan de Jong
Edward Hoornaert – Weten welke huid je aan moet. P, Leuven. 64 blz. €18,00.