Shi Tieshengs schrijversnachten

In 1969, tijdens de Culturele Revolutie, door Mao ontketend in 1966, meldde de 18-jarige jongeman Shi Tiesheng zich aan voor een periode van tewerkstelling op het platteland, om samen met miljoenen andere studenten deel te nemen aan de campagne ‘leren van de boeren’. Hij werd naar het noorden gestuurd, naar een dorp in de buurt van Yan’an (Yenan), een plek die in de China mythische proporties heeft gekregen, omdat daar de communisten zich na de Lange Mars van 1934-1935 hadden verschanst en ontsnapten aan een totale nederlaag.

De mensonterende armoede onder de boerenbevolking bracht Shi tot het besef hoe groot de kloof was tussen werkelijkheid en de revolutionaire, ideologische retoriek, terwijl de kou en het zware werk zijn lichaam sloopten. Hij belandde in 1972 in het ziekenhuis, dat hij pas na anderhalf jaar zou verlaten met een verlamd onderlichaam. Sindsdien was Shi, wiens naam Tiesheng nota bene ‘staalgeboren’ betekent, definitief veroordeeld tot een rolstoel.
Zeven jaar lang lijmde hij in Peking in een buurtwerkplaats kartonnen dozen in elkaar, intussen amper chronische ontstekingen en zware geestelijke depressies doorstaand. Maar in 1981 vond hij naar eigen zeggen zijn redding in het schrijven. Van de verhalen die hij in de jaren 1980 schreef zijn enkele vertaald in het Nederlands.

Begin jaren 1990 begon hij aan een roman, getiteld, Notities van een theoreticus, die gereedkwam in 1996 en – in de Nederlandse vertaling – 700 bladzijden telt. Het is niet alleen die omvang op grond waarvan Notities van een theoreticus Shi’s magnum opus genoemd mag worden. De achterflap van de Nederlandse vertaling noemt dit boek een ‘magistrale roman’ en daar is nu eens niets teveel mee gezegd.

Verlangen en beperking zijn twee van vier sleutelbegrippen in deze roman. Verlangen naar liefde en zelfs verlangen naar het verlangen naar liefde. Beperking in de algemene zin van menselijk tekort, maar ook in de zin van zijn eigen fysieke beperkingen én beperkingen van het schrijverschap:

Echt waar, ik denk dat ik nooit een volledig, volwaardig personage zal kunnen creëren, ik denk dat geen schrijver dat ooit kan, ik denk zelfs dat er in geen enkel literair werk ooit een volwaardig personage, een waarachtiger geest dan de schrijver zelf kan voorkomen. Daarom geef ik alle pogingen om een volwaardige ander te creëren ook op.

Dat wil niet zeggen dat er naast de ik-figuur, die samenvalt met de schrijver, Shi geen andere personages ten tonele voert. Maar dat doet hij op zodanige wijze dat steeds duidelijk is dat ze niet buiten zijn perspectief kunnen treden, en door ze slechts aan te duiden met Latijnse kapitalen. Tijdens zijn ‘schrijversnachten’ doemen de schilder Z, de dichter L, de lerares O, de dokter F, de regisseuse N, de politieke banneling WR en nog enkele anderen met wie de ik betrekkingen heeft onderhouden, op in zijn herinneringen. Soms overlappen die personages en soms ontsnap je niet aan de indruk dat enkele van hen afsplitsingen zijn van de ik.

Een derde sleutelbegrip in Notities van een theoreticus is tijd. Wat is, is het heden. Voor zover je al kunt spreken van zijn bestaan, dan bestaat het verleden in het heden en heeft het zeer subjectieve trekken, want de vorm van zijn bestaan is herinnering. Voor toekomst kun je zo’n zelfde redenering construeren, maar liever koppelt Shi toekomstige tijd aan verlangen: zonder verlangen geen toekomst en geen tijd. Een vierde sleutelbegrip ten slotte is ‘het zuiden’, waarmee niet alleen het geografische zuiden van China wordt aangeduid, maar dat ook een gedroomd Arcadië is.

Denk niet dat Notities van een theoreticus vol staat met abstracte, filosofische uitweidingen. Dergelijke passages – uitweidingen zou een te groot woord zijn – over tijd, of zelfreferentie, zijn terzijdes naast, of generaliserende oordelen over episoden die concrete gebeurtenissen beschrijven.

De handelingen van deze roman voltrekken zich gedurende de periode van ruwweg het midden van de jaren 1950 tot het einde van de twintigste eeuw. In die bijna vijftig jaar onderging China enorme veranderingen, waarvan de door Mao aangerichte Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en Culturele Revolutie (1966 – 1976) met hun miljoenen slachtoffers als meest catastrofale gelden. Shi vertelt hoe hij die alles ontwrichtende campagnes beleefde, simpelweg door zijn geheugen te laten spreken. De subjectiviteit van zijn herinneringen komt onmiddellijk aan de oppervlakte: als adolescent had hij kennelijk weinig op met politiek en zag hij niets aankomen. Hij ervoer het losbarsten van de Culturele Revolutie als een plotseling uit het niets opdoemen van een enorme golf van uitzinnige, leuzen schreeuwende jonge mensen. Een golf die ook hem opnam en meevoerde. Drie jaar later pas, als ook hij is gaan leren van de boeren, begint tot hem door te dringen hoe diep de kloof was tussen werkelijkheid en ideologisch opgezweepte retoriek.

Met de communistische aanbrengersmoraal had hij eerder op pijnlijke wijze kennisgemaakt: het meisje op wie hij als vijftien-, zestienjarige grenzeloos verliefd is, pikt zijn dagboek uit zijn tas, leest zijn liefdesontboezemingen en plakt de pagina’s naast die van de muurkrant in het schoolgebouw. Pijnlijk? Hoewel de montere toon, kenmerkend voor Shi’s schrijverschap, hem ook hier niet verlaat, zal het ongetwijfeld opnieuw pijn hebben gedaan de herinnering eraan tot literatuur te maken. Dit en ander door hem beschreven verraad zet hem overigens ook aan tot filosofische beschouwingen over de vraag of het moreel verdedigbaar is de keus tussen wel of niet verraad plegen te laten afhangen van de gevolgen van het weigeren ervan.

Elke roman- en verhalenschrijver schept een klein universum, bestaande uit ideeën, herinneringen en associaties. Shi doet iets bijzonders, wat van Notities van een theoreticus een bijzonder boek maakt: hij laat het scheppingsproces zelf onderwerp van de roman worden. Weliswaar schrijft hij – zie nog eens het citaat hierboven – dat het onmogelijk is om volwaardige personages te creëren, maar hoe onvolwaardig ook, in herinnerde vorm blijken Z, L, N, O en al die anderen wél in staat met hun uitspraken, vragen en interacties het literaire scheppingsproces vorm en richting te geven.

Shi Tiesheng overleed in 2010. De vertaler van Notities van een theoreticus, Mark Leenhouts, die ook het informatieve nawoord schreef (waarvan ik dankbaar gebruik heb gemaakt voor het schrijven van deze recensie), heeft Tiesheng nog mogen ontmoeten in Peking in 2008. Hij bracht toen als cadeau CouperusDe stille kracht mee. Ik noem dat hier, omdat Shi de ik in Notities van een theoreticus Europese (of breder: Westerse) literatuur laat lezen en naar Europese, klassieke muziek laat luisteren. Zo stilt hij in zijn jonge jaren zijn leeshonger met Europese belletrie. Kun je de invloed daarvan merken in deze roman? Dat is moeilijk te zeggen, maar de stelling dat Notities van een theoreticus een boek is dat Europese lezers niet zullen ervaren als exotisch-allochtoon durf ik wel aan.

Hoe goed Leenhouts’ vertaling is, kan ik niet beoordelen, maar hoe dan ook is de stijl ervan consistent, prikkelend en een meesterwerk waardig. Notities van een theoreticus is wereldliteratuur en dan bedoel ik ‘wereld’ niet als in wereldmuziek, maar als van literair-universele betekenis.

Hans van der Heijde

Shi Tiesheng – Notities van een theoreticus. Vertaling en nawoord Mark Leenhouts. Van Oorschot, Amsterdam. 694 blz. € 29,95.