Gerustgesteld

Een leeg document op mijn scherm. Zo dicht als ik op mijn pc bij het gevreesde witte blad kan komen. Ik moet schrijven, het is de hoogste tijd. Drie maand al woon ik in mijn nieuwe appartement en ik heb nog niets zinnigs ‘op papier gezet’ (hoe lang wordt die uitdrukking nog begrepen?). Literatuur hoeft het niet te zijn (wat is dat trouwens, vraag ik mij al jaren af), maar wel een tekst. Iets met woorden en zinnen en structuur.

‘U bent vijf kilo afgevallen,’ zegt mijn dokter. ‘Ja, ik ben erg moe,’ antwoord ik. ‘Rust dan maar goed uit.’

Met dat laatste ben ik bezig, als ik geen boeken orden of een plek zoek voor de overvloed aan objecten – van vazen over handdoeken tot paperclips – die samen met mij de grote oversteek hebben gemaakt. Auteursexemplaren van mijn vader, een trui die mijn moeder nog voor me heeft gebreid, talloze hebbedingetjes van mijn overleden vrouw. Veel geschiedenis en veel verdriet – het ‘rugzakje’ waar dames op datingsites per se niets van willen weten.

Waarom zou een mens moeten schrijven? Is het bezit van enige aanleg meteen een categorische imperatief? Of is het spiegelgedrag, gepaard aan geldingsdrang? De voorbije weken las ik Le Trésorier-Payeur van Yannick Haenel en Léon l’Africain van Amin Maalouf. Het eerste is een literaire Spielerei en geloofsbelijdenis, geweven rond de denkbeelden van Georges Bataille. Het tweede een klassieke roman over een historisch personage. Momenteel verdiep ik me in De scharlaken Stad van Hella Haasse. Ik heb de pocket voor vier Euro bij De Slegte gekocht. En ik besef – met vertraging en schuldgevoel – dat er zich allicht ook een exemplaar tussen de boeken van wijlen mijn wederhelft bevindt. Die heb ik nog niet allemaal uitgepakt.

Rouw is as die aan alles blijft kleven. Ik leef in een soort Pompeï. Maar die twee Franse en dat ene Nederlandse boek hebben iets in me wakkergemaakt. Noem het stijldrang – het verlangen om ook woorden op hun juiste plek te zetten en zinnen te ciseleren. Iets te maken, zeg maar, dat voordien niet bestond en waar ik, wanneer het is voltooid, met enige tevredenheid naar kijken kan.

Mijn eigen teksten echt herlezen, doe ik niet. Ik laat mijn blik – het archaïsme ‘schroomvallig’ valt mij in – over de zinnen ‘weiden’ alsof ik er niets mee te maken heb. Als ik daarbij geen enkel wolfijzer of schietgeweer in de vorm van een ergerlijke woordherhaling tegenkom, ben ik gelukkig. Gelukkig? Nee, gerustgesteld.

Jan Lampo

(Foto: © Dirk Cornelis)