Interview: Marijke Schermer over In het oog
Een roman is een proefopstelling
Wetenschapster Nicola in de nieuwe roman In het oog van Marijke Schermer houdt via haar microscoop nauwlettend een bacterie in de gaten. Haar onderzoek zou kunnen leiden tot een doorbraak in het produceren van kunstvlees. Onder het motto: de waarheid achterhaalt de aanname wel, andere wetenschappers zullen haar gelijk wel bewijzen middels tijdrovende onderzoeken, manipuleert ze er lustig op los. Leve de bluf. En dan stokt de financiering en neemt tegelijkertijd haar partner Beatrice, kortweg Bee, resoluut afscheid omdat Nicola te afstandelijk is, zichzelf niet wil geven. De start van een echte vintage Schermer, beginnend bij een inhoudsopgave met hoofdstuktitels, die vooruitwijzen, samenvatten, ergens ook een bezwering zijn.
Schermer: Toen ik de proef terugkreeg, was de pagina met de inhoudsopgave verwijderd omdat ‘het niet gebruikelijk is bij romans.’ Dat hoort eerder bij non-fictie. Ik wilde het er toch graag in hebben omdat het een poëtische samenvatting is van het boek.
Een gewaagde keuze om van de hoofdpersoon Nicola een microbioloog te maken?
In bepaalde fases van het schrijven heb ik een beetje spijt gehad van het feit dat ik een wetenschapper heb gekozen als narrator, in een vakgebied waar ik niet in thuis ben, maar ik vond de metafoor heel sterk. Iemand die door een lens van een microscoop kijkt, observeert. Anders kom je misschien bij een schrijver terecht als observator. En dat wilde ik absoluut niet.
Al heb je in Liefde, als dat het is, ook een schrijver opgevoerd
Dat klopt, maar haar werk speelt niet echt een rol in het verhaal, al zou je het hele boek misschien kunnen zien alsof het door haar geschreven is, maar ik wilde ook in In het oog absoluut niet de worstelingen van een schrijver met een tekst beschrijven. Ik heb een buurman die mede heeft ontdekt hoe je kanker in een vroeg stadium kunt opsporen in een druppel bloed. Hij heeft zijn ontdekking verkocht aan Sillicon Valley met hem erbij. Nadat ze hem hadden uitgeschud wat kennis betreft, kon hij weer gaan. Sindsdien is hij mijn buurman. Ik heb gevraagd of hij me door het biomedisch lab in de VU wilde rondleiden. In een later stadium heeft ook Rosanne Hertzberger me geholpen. Zij liet me proefjes doen, handelingen verrichten. Dat hielp ook. Je moet net genoeg van iets weten om de lezer het idee te geven dat je het echt begrijpt. Hertzberger heeft voor mij de bacterie verzonnen, de nieuwe stam.
In tegenstelling tot de zes perspectieven in je vorige roman Liefde, als dat het is, is het ditmaal een monoloog interieur van slechts één personage. Je wordt heel erg in haar hoofd getrokken, bivakkeert daar als het ware. Maar zijzelf zit ook in dat hoofd. Wonderlijk.
Ja, dat heb ik niet eerder gedaan. Het was een puzzel. Ik dacht dat het een grote intimiteit zou geven, terwijl het eigenlijk vrij ingewikkeld is omdat je alleen maar vastzit aan haar blik en haar gedachten.
Maar daar heb je natuurlijk de Schermerspecialiteit voor: het vloeiende perspectief.
Bij Noodweer zit je ook in het hoofd van één verteller, maar omdat het in de derde persoon geschreven is, heb je meer mogelijkheden om haar van buitenaf te beschrijven. Dat kun je iets meer afstand nemen, even in het gezicht kijken zelfs. Bij het ik-perspectief kan dat niet. Je moet in In het oog meegaan in haar geobsedeerdheid en haar eenzelvigheid en tegelijkertijd moet je ook kunnen denken: wat zeg jij nou?!
Dat is feitelijk ‘de taak’ van de lezer.
Dat was de zoektocht. Hoe je enerzijds de lezer meetrekt in Nicola’s hoofd, maar dat je daarnaast ook de mogelijkheid geeft om tijdens het meebewegen een andere positie in te nemen.
Je krijgt door deze ’techniek’ sympathie voor Nicola, terwijl ze voor de buitenwereld een afstandelijk wezen is.
Ze is gereserveerd van nature, lijkt misschien kil, maar is waarschijnlijk meer begaan met haar partners dan ze denken. Ze analyseert veel, zit gevangen in haar gedachten, maar is niet uitsluitend rationeel. Ze is eerder behoorlijk gevoelig, ook verlangend naar contact, maar vindt het maar een vreemd spelletje wat ze daarvoor moet spelen.
Behalve over een wetenschapper die zich een weg naar succes probeert te bluffen, is In het oog ook een roman over kijken en gezien worden, over het in de ban raken van een persoon, en dus over machteloosheid en verantwoordelijkheid, in werk en in relaties.
Op een gegeven moment begint Nicola een wildvreemde man, Louis Kosta, te bespieden. Ze gaat zelfs zo ver dat ze zich bij zijn afwezigheid toegang verschaft tot zijn woning. De sleutel onder de pot. Had de roman die ’twist’ nodig?
Nicola is iemand die zich niet laat tegenhouden door een dichte deur. In haar onderzoeksdrift overschrijdt ze elke grens.
Hoe zou Louis Kosta reageren als hij in de loop van hun relatie erachter komt dat ze in feite een aspirant-stalker is geweest?
In het laatste deel begrijpt Louis ook wel dat het vreemd is dat ze op een gegeven moment zomaar in zijn huis staat. Ze moet dus een sleutel hebben. Ik heb geprobeerd met emotionele motieven acceptabel te maken wat er dan gebeurt. Of niet gebeurt. Nicola heeft iets van zijn geheime leven gezien, hij zich realiseert dat haar aanwezigheid ook voor hem een uitkomst is. Ze zegt zelf dat ze een loods is aan boord van zijn leven. Een beetje een overschatting, maar ergens misschien wel waar. Samen één zijn in een huwelijk heeft haar nooit aangetrokken, maar gaandeweg begint ze zijn hele emotionele leven mede te voelen, kan niet meer onderscheiden.
Terwijl partners doorgaans aan elkaar standvastigheid eisen?
Dat je eigenlijk van elkaar verwacht dat je leidend bent in het leven, een rots in de branding. Het verlangen dat de ander steviger is dan jij. Iets wat mensen denkelijk nog steeds wel heel graag willen. Nicola zegt dan dat een rots in de branding het een levensgroot gevaar is, dat je er zomaar schipbreuk op kan leiden.
Nicola heeft het met betrekking tot haar academische prestaties niet altijd erg nauw genomen. Ze zou er zomaar op stuk kunnen lopen. Heeft wetenschap én kunst een zekere bluf nodig?
In een boek van Frank van Kolfschooten over fraude in de wetenschap noemt hij het het ‘flateringsrecht’. Waar zet je nu het licht op, iets dat je ontdekt hebt of juist op de dingen die er nog aan rammelen? De grens tussen bluf en een leugen is niet zo heel helder. Nicola overschrijdt de grens wel degelijk, maar vergoelijkt het met deze gedachtegang.
Er zitten in de roman ook een aantal flashbacks geweven, over de jeugd van Nicola en haar zus, haar vader Felix, die een lethargisch, vrij tragisch leven heeft geleid. Verdriet dat doorsuddert?
Ja, het principe dat rouw of verdriet niet lineair verloopt en zich ook niet aan de kwestie houdt. Dat wanneer je verdriet hebt over het ene er andere zaken beginnen mee te trillen. Het verdriet om haar vader komt terug in haar systeem. Zij is het kind van haar vader, maar tegelijkertijd realiseert ze op het einde dat ze ook ontsnapt is aan dat emotionele isolement waarin hij verkeerde. Zij blijkt een eigen uitweg te hebben die hij niet had, niet zag.
Nicola heeft een jonge geëngageerde dochter, Maria, zij is een ‘wereldverbeteraar’, heeft naar haar idee goed omlijnde ideeën, haar eigen uitweg. Is zij opgevoerd om randverschijnselen in de huidige maatschappij erbij te betrekken?
Zelf heb ik wel de ervaring dat er eigenlijk een soort ramp aan de rand van je blikveld plaatsvindt. Elke keer dat je ernaar probeert te kijken, schiet het weer weg. Het is te groot, te onzichtbaar, te abstract. Dat gevoel moest in de roman. Dat er iets aan de hand is, maar dat het niet lukt om er intensief mee bezig te zijn. Iets dat overigens niet erg is.
Als mens? Of als kunstenaar?
Dat laatste zeker. Ik ben opgehouden met het aanvragen van subsidies voor toneel, omdat ik de vraag naar de maatschappelijke relevantie van mijn theaterstuk gewoon niet meer kon beantwoorden. De diversiteit, de koloniale schuld. Het is belangrijk in de samenleving, maar niet elke kunstenaar hoeft zich daartoe te verhouden. Het klopt niet dat elke maker, elke kunstenaar met elk werk de hele tijd de maatschappelijke agenda moet dienen. Dat is de dood in de pot en heeft op een gegeven moment ook niks meer met echt engagement te maken.
Waarschijnlijk werk je niet met schema’s?
Nee, helemaal niet. Ik werk met thema’s, of eigenlijk met een personage, met een mens dat me intrigeert. Een roman is een laboratorium, niet het leven zelf dat je beschrijft. Het is, het moet een hyper-individuele blik zijn.
Guus Bauer
Marijke Schermer – In het oog. Van Oorschot, Amsterdam. 192 blz. € 23,50.
Topper Guus bedankt voor mooi
Interview Cilly