Column: Jan Lampo – Frans
Frans
In het gebouw waar ik nu enkele maanden woon, zijn in de houten liftkooi naast de knoppen koperen bordjes aangebracht met ‘Cave’, ‘Rez-de-Chaussée’ (afgekort tot ‘R. de Ch.’), ‘1er étage’, ‘2me étage’ enzovoort. Ze getuigen van de Franstaligheid van de bourgeoisie tijdens het Interbellum in mijn stad.
Ik lees nog Frans. Ik zeg ‘nog’, want kennis van het Frans wordt zeldzaam in Vlaanderen. Ooit was dat anders. In de jaren 1960 kregen wij al in de basisschool Franse les. Het eerste Marokkaanse jongetje dat ik ooit van nabij zag, Hamid, voegde zich in de late namiddag bij ons om mee te leren.
Men ging er van uit dat een redelijke kennis van het Frans volstond om je in het unitaire België thuis te voelen. Daarbij speelde de overweging dat Frans van veel gastarbeiders daadwerkelijk de tweede taal was – tenslotte waren hun landen tot niet lang daarvoor Franse kolonies. Maar het klopte niet omdat in het noorden van België steeds minder Frans werd gesproken. Ondanks alles groeiden wij op in een Nederlandstalig Vlaanderen.
Niemand twijfelde eraan dat Frans de tweede landstaal was, gesproken door het koningshuis, de Walen en een meerderheid van de Brusselaars. Je moest het beheersen. Op de middelbare school was een mevrouw Van Keymeulen mijn docent. Ze had enorme borsten, waaronder ze letterlijk gebukt liep. Maar ze was een mevrouw, zoals in die tijd veel vrouwen tussen veertig en vijftig, een seksloos wezen. Haar borsten wekten verwondering, geen lustgevoelens.
Toch hield ze van dominantie. Om te checken of we onze Franse grammatica behoorlijk hadden ingestudeerd, werden we vooraan in de klas mondeling ondervraagd. Wie zijn best niet had gedaan, kreeg strenge verwijten naar het hoofd geslingerd. Ik herinner mij hoe een vriend van mij in tranen uitbarstte. Mijn klasgenootje Nina werd uitvoerig de les gelezen, ook al omdat ze het waagde in hotpants naar school te komen. We deden dus danig ons best om de taal van Voltaire onder de knie te krijgen.
0ok in België begon in de jaren 1970 een reeks onderwijshervormingen van start (de Engelse schrijver Sebastian Faulks zegt over het openbaar onderwijs in Groot-Brittannië dat het voortaan verzaakte aan het ideaal om zoveel mogelijk scholieren zo veel mogelijk kennis bij te brengen). Zodra Vlaamse leerlingen Engels in plaats van Frans als tweede taal mochten kiezen, was het hek van de dam. Het feit dat de hele jongerencultuur Engelstalig was, is daar niet vreemd aan.
Tegelijk werd ons landje vertimmerd tot een onbegrijpelijk conglomeraat met een Vlaams, een Waals en een Brussels Hoofdstedelijk gewest. Zonder dat een bevel van hogerhand nodig was, verdwenen in Vlaanderen Franse liedjes van de radio en Franse films uit de bioscoop. De twee Franstalige boekhandels die Antwerpen rijk was, sloten hun deuren; de liberale (Le Matin) en de katholieke (La Métropole) Franse krant waren er al eerder mee opgehouden.
Maar in de dagen van mevrouw Van Keymeulen had mijn moeder mij warm gemaakt voor de lectuur van de avonturen van commissaris Maigret in de oorspronkelijke taal. Achteraf kwamen de echt Franse schrijvers (Simenon was een Belg, uit Luik). Stendhal, Flaubert en Zola hebben me meer over stijl geleerd dan Claus. Maar dat zeg je in Vlaamse literaire middens niet hardop. Hoewel vrienden even veel Frans leerden als ik, was ik zowat de enige die volhardde, uitstapjes naar de onvolprezen Brusselse librairie Tropismes inbegrepen.
Wat er van Hamid is geworden, weet ik niet, en zelf schrijf ik Nederlands. Maar de koperen bordjes in de lift, ja, daar hou ik van.
Jan Lampo
Heel mooi stukje. Ik hou ook van dergelijke nostalgie. Alhoewel, juist is juist en dus zijn de Franse liejes nog niet volledig verdwenen van onze radio. Ik haat verder het kinderachtige gedrag van bepaalde Vl-nationalische politci die het Frans zowat overal trachten te weren maar er blijkbaar geen graten in zien dat het Engels hen qua taal nog verder van de basis heeft verwijderd. En jawel hoor, ik hou van de taal van Molière en durf ook wel eens te luisteren naar Classic 21 en te kijken naar ARTE.
Mooi artikel, Jan. Het is moeilijk aan buitenstanders uit te leggen hoe de taal in Babbelgique in elkaar zit. Er was een tijd dat de upper-class Frans sprak. Ook al was die elite even Vlaams als jij en ik. Ook hier in Leuven leef ik nu al enkele decennia tussen de restanten van -Vlaamse – verfranste bourgoisie. Je had ze in elke stad. Het doet mij nadenken over mijn eigen taal. Langs vaders kant sprak ik Le Brusseleer. Een socio-linguistisch systeem dat maar op enkele plaatsen voorkomt: de “imperialistische” taal wordt uitgesproken volgens de regels van de “onderdrukte” taal. In zijn “Sire, er zijn geen Belgen meer”, had Brouwers het er ook al over dat er aan het Bourgondische hof voornamelijk . Le Brusseleer gesproken werd. De taal van Breugel. Langs moederskant werd er Brabants dialect gesproken. Ik ben opgegroeid in een taal die nauwelijks fonetisch weer te geven viel. Toen ik eind jaren ’60 mijn entrée maakte op de middelbare school sprak ik het slechtste Nederlands van de hele school. Op dat moment woedde de taalstrijd in alle hevigheid. Voor de “franskiljons” was ik een Vlaming, en dus per definitie een fascist, voor de zeer gecultiveerde “flaminganten” was ik “slechts een boer”. Je begrijpt dat ik mij bevond in een linguistisch no man’s land. Een uitstekende beginpositgie voor een auteur. A writer’s goldmine, zouden ze in Holland zeggen. Het is een problemathiek die ik heb proberen te schetsen in mijn onuitgegeven manuscript BEAT. Toen ik mijn eerste stappen zetten op Nederlandse podia werd ik uitgelachen omwille van mijn Vlaams.Vandaag spreek en schrijf ik dat Vlaams met trots. Ik ben geen nationalist. Geen Belg, geen Vlaming. Nooit zal ik voor een nationalistische partij stemmen. Nationalisme is de bron van vele ellende. Het zou een verraad zijn aan mijn anarchistische roots. Ik constateer dat in geen enkele land, hoe groot of hoe klein ook, de standaardtaal niet bestaat. Ik ontleen mijn culturele identiteit aan een oude cultuur. Daarmee treed ik in de voetsporen van Leopold Flam en Louis P. Boon. Ik vind dat geen slecht gezelschap.