Recensie: Caroline Lamarche – Kostbaar ogenblik ik zie je
‘Een hart in een hart in een hart in een hart’
Hoe benader je een wonderschoon, kwetsbaar koraalrif dat alleen door een behoedzaam naderen behouden blijft? Want dat is waarmee je Kostbaar ogenblik ik zie je van Caroline Lamarche kunt vergelijken: een wereld op zichzelf, rijk aan ontelbare schatten, zowel aan de oppervlakte als in de diepte die daaronder schuilt, een wereld van taal waarin elke regel klank en betekenis oproept die je alleen maar kunt koesteren.
Hoe is het mogelijk dat Lamarche zo divers is in haar werk? Zo kil en haast van gewapend beton haar Nacht op klaarlichte dag is, zo liefdevol en vol beweging is Kostbaar ogenblik ik zie je. Daarin lijkt het misschien meer op haar Het einde van de bijen, al is haar nieuwste werk ook nog eens zuivere poëzie. Wat haar werken echter verbindt, is de hoge kwaliteit en trefzekerheid.
De ik schrijft aan haar doodzieke vriendin, Margarida, van wie het broze lichaam door ‘de boze krab wordt verteerd’. Ook al geven de artsen meteen aan het begin al aan dat deze heel kwaadaardig is, ze voorspellen dat ze ervan zal worden bevrijd, ‘mooie dame, en zonder schade aan uw borst’. Wat volgt, is een episch gedicht, meanderend tussen hoop, ongeloof, afschuw en gelatenheid. Maar de taal! Lamarche is een vakvrouw, maar ontegenzeggelijk geldt dat ook voor haar vertaalster, Katelijne De Vuyst. Poëzie is eigenlijk onvertaalbaar, maar De Vuyst krijgt het voor elkaar dat je op elke bladzijde alle fasen van rouw tot in de kleinste cellen van je lichaam doorloopt – dat heeft ook alles te maken met alliteraties en assonanties! – en ik vermoed dat ze daarin Lamarche onwaarschijnlijk dicht op de huid zit.
Het is belachelijk om hier in gebrekkige taal te vertellen hoe mooi dit werk is. Om recht te doen aan deze schoonheid, zou ik louter moeten citeren. Welke auteur krijgt het voor elkaar het walgelijke tekortschieten van onze hedendaagse emoji’s tot zuivere poëzie te transformeren:
Elke ochtend een medisch rapport, merelzang door het raam,
een paar woorden over je insomnia en dan
de rode en gouden hartjes die je me stuurt,
kwistig als de Zaaister op de Larousse die blaast op de nootjes
zo heten de pluisjes van de paardenbloem.
En niet alleen die vervloekte telefoon, het enige communicatiemiddel tussen de hartsvriendinnen in deze tijd van corona, maar ook de vernietigende chemokuur wordt in taal vereeuwigd. Het kan niet anders dan dat iedereen die zelf afhankelijk is geweest van dit tuig, of zijn geliefde daaraan heeft moeten overgeven, diep geraakt wordt door deze indringende woorden:
Maar het kan nog erger. De Doxorubicine,
robijnrood medicijn
dat je krijgt om een terugval te voorkomen,
heeft als bijnaan The Red Devil.
Het is gevaarlijk voor het hart,
het zenuwstelsel, de spieren, de nieren,
het kan leukemie uitlokken,
geheugenverlies, dementie en
als het lekt uit het infuus
smelt het linoleum van je kamer.
Ze geven het met Cyclofosfamide, zijn witte tweelingbroer,
gemedicaliseerde vorm van het chemische wapen,
ontwikkeld door Bayer onder de schrikbarende naam Lost,
het beruchte mosterdgas van 14-18
dat door rubbermaskers kon doordringen.
Aan alles is duidelijk dat het niet anders dan oorlog is – je kunt alleen maar kiezen tussen twee kwaden – met die afgrijselijke wond aan de borst, die niet verdwijnen wil, maar de vorm krijgt van een hart, zoals een wat onhandige zuster op een dag constateert.
De twee vriendinnen communiceren met elkaar via geluidsopnames en teksten op de telefoon en die raken aan ‘de ruimte van het volledige leven’, om maar met Lucebert te spreken: de wereldliteratuur die troost biedt, de afwisseling van de seizoenen, muziek, het leven dat doorgaat, de geschiedenis, het ziekenhuisleven, er is geen bodem voor de lezer. De ik leeft haar leven voor haar vriendin. Als ze over straat loopt, kijkt en luistert ze met de ogen en oren van haar vriendin.
Net als in Het einde van de bijen is ook hier de kritiek op onze gezondheidszorg te horen, niet op de verplegers, want dat zijn de engelen, zoals de zuster die Bach zingt aan het bed van de vriendin, maar meer op hoezeer de zorg gericht is op het behoud van het perfecte lichaam. De ik vraagt zich af waarom de dokters haar borst in eerste instantie wilden behouden en of ze daarmee niet een veel te groot risico hebben gelopen. Daarnaast is er het meedogenloze voor altijd verdwijnen aan het bed, op het moment dat de zieke vrouw uitbehandeld is, om over te gaan naar de volgende patiënt, die wellicht nog wel gered kan worden. Het is geen aanklacht, eerder een weeklacht. Op het moment dat het einde nadert, houden de familie en vrienden intensief contact met elkaar via de telefoon en communiceren haast nog uitsluitend in ‘de hartjes van Google’:
Hop, alweer een hart.
Daarna een hart in een hart.
Een hart in een boom.
Een hart in een bloem.
Een hart in een ster.
Of sterren in een hart.
Een heel groot hart.
Een klein hart.
Een verguld hart.
Een zilveren hart.
Een hart in een hart in een hart in een hart.
Een hart.Ik moet aan het boek van Victor Klemperer denken
Linga Tertii imperii.
Tegenwoordig is het totalitarisme niet technocratisch,
maar sentimenteel.
De ziekte van de vriendin wordt uiteindelijk een metafoor voor de ziekte van onze planeet. Kunnen liefde, zorg voor elkaar en onze omgeving ons nog redden? Kostbaar ogenblik ik zie je is welhaast een muzikale compositie te noemen, zo klankrijk en in verschillende tempi uitgevoerd. Voor dit kunstwerk is geen betere uitgever dan Vleugels denkbaar, die met de kleine versiering op de ‘s’ ook in het drukwerk nog verfijning toevoegt. Zo kan door samenwerking van Lamarche, De Vuyst en Vleugels onnoemelijk verdriet zich als pure schoonheid voordoen. Leg deze bespreking weg, lees Lamarche, onderga de broze glans van zuiver koraal.
Dietske Geerlings
Caroline Lamarche – Kostbaar ogenblik ik zie je. Vertaald door Katelijne De Vuyst. Vleugels, Bleiswijk. 104 blz. € 23,95.
Te koop bij de betere boekhandel of direct bij de uitgever.