Recensie: Hilary Mantel – Schrijver zijn
Met elke regel, elke zin, slaag je en misluk je
Met elk interview dat je de Engelse grootmacht, tweevoudig winnares van de Booker Prize, Hilary Mantel (1952 – 2022) afnam, kreeg je als literair journalist, als schrijvend persoon én als mens onbetaalbare cadeaus. Op een bepaalde manier kon ze je met een inzicht, met een onverwachte wending ineens op het goede spoor zetten. Gesprekken met een lange echo.
In de handzame bundel Schrijver zijn heeft uitgeverij Meridiaan Mantels overpeinzingen, ervaringen en inzichten samengebracht. Een bundel met een aaibare kaft die het verdient om steeds onder handen te hebben. Een prettig formaat ook, past precies in een binnenzak. Het enige dat je erop aan zou kunnen merken is dat de titel wellicht lezers afschrikt, omdat men denkt uitsluitend van doen te hebben met een soortement memoir van een schrijver. Technische praat over werkwijze, inspiratie, taal en vorm, dat je ook in romans nog weleens tegenkomt wanneer de narrator ’toevalligerwijs’ een schrijver is. Ja, je kunt er als schrijver helemaal in opgaan, in de pracht en kracht van het vak.
Mens zijn, mens worden zou eventueel beter passen bij de genuanceerde inhoud. Ja, op een of andere manier, heeft elk stuk wel iets te maken met het verhaal achter het verhaal, met fictie schrijven, met het gebruik van geschiedenis, van bekende personen uit het verleden, maar Mantel weet er telkens weer een originele draai aan te geven, het terug te brengen naar de mens achter de schrijver. Elk mens heeft een aantal schaduwversies, de schrijver misschien nog net een paar meer.
Uitgeefster Nelleke Geel en vertaler Niek Miedema, stelden in overleg met Mantels weduwnaar en literair agent een hechte eenheid samen uit essays en lezingen. Een handboek voor de lezer eerder dan voor schrijvers (in spe). Mantel blijkt maar weer eens geestig, onderhoudend, weet heilige huisjes adequaat om te werpen, onderbouwt haar ideeën met bijna niet te weerleggen argumenten. Ze ‘voedt’ de lezer op, zonder belerend te zijn, ontkracht daar waar nodig historische falsificaties en hardnekkige illusies, bijvoorbeeld zoals wij denken dat mensen er in de middeleeuwen hebben uitgezien, de gruwelen die in films zijn gepresenteerd. Martelwerktuigen die nooit zijn gebruikt, die ter verstrooiing zijn gemaakt. Als idee, als fictie.
Elke eeuw heeft het over de groteske gruwelijkheden van de eeuw die eraan voorafging, alsof gruwelijkheden vreemd zijn aan de eigen eeuw en we onze eigen gruwelen niet onder ogen willen zien of erkennen.
De grote waarde van dit handboek is dat het nog maar weer eens benadrukt wat fictie vermag, wat de waarde is van het onderzoek naar hoe mensen reageren op bepaalde situaties. Het leefbaar maken van de wereld door eindeloos te observeren, de observatie steeds maar weer opnieuw te beschouwen, de analyse, de inzichten te presenteren als een momentopname, met een zekere stelligheid gebracht, zonder meer, maar altijd ook als startpunt voor discussie voor een weerwoord.
In het begin van haar loopbaan schreef Mantel journalistieke stukken, maar ook een tijdje een opiniecolumn.
…waarin ik met succes wist te verhullen dat ik geen opinies had, althans niet van de soort waar hoofdredacteuren van kwaliteitskranten behoefte aan hebben. Als mij een familiewapen zou worden toegekend – wat hoogst onwaarschijnlijk is, ik geef het toe – dan zou ik er als wapenspreuk ‘Zo simpel is het niet’ op laten zetten. Mijn werk als romancier heeft me geleerd dat, als ik het niet al wist, vrijwel alle menselijke omstandigheden complex, ambigu en veranderlijk zijn. Er is altijd meer informatie, er komt altijd meer informatie bij dan je kunt verwerken…
Romanciers in praatprogramma’s. Terecht stelt Mantel dat romanciers eigenlijk de allerlaatsten zouden moeten zijn die commentaar leveren op de actualiteit. Waarom zou immers hun mening een meerwaarde hebben, alleen omdat het mooi verpakt is.
Fictie wordt niet gemaakt door de botten van de actualiteit tot op de laatste zeen en zenuw af te schrapen […] Net als in de journalistiek gaat het bij fictie om feiten en ideeën, maar ook om beeldspraak, symboliek en mythen. Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit. Zij gaat over het bijzondere dat het algemene oproept.
Schrijver zijn geeft ook veel inzicht in de achtergronden bij de bekroonde Cromwell-trilogie. Na lezing van de jarenlange worsteling, vraag je je af waarom iemand überhaupt voor dit metier zou willen kiezen. Mantel citeert Susan Sontag: ‘ergens onderweg moet men kiezen tussen het Leven en het Project.’ In dat kader is het raadzaam om eerste maar eens de werdegang van de Poolse schrijfster Stasia te lezen in het aangrijpende stuk Een stilte heeft de stad in haar greep met een verlammend spanningsveld tussen het fysieke en het innerlijke leven, ergens in een steenkoude kamer pakweg honderd jaar geleden. Het moge niet verwonderlijk zijn dat Mantel, over de betreurde dood heen, je steeds weer doet nadenken, je even herinnert wat geschiedschrijving nu eigenlijk is, hoe historische fictie eigenlijk werkt. Een fijne corrigerende tik.
Geschiedenisboeken, biografieën en romans verschaffen je ervaringen die je nog niet zelf hebt opgedaan. Ze vormen een voorschot op het leven. […] Van romans leer je dat daden consequenties hebben. Ze helpen je volwassen te worden. […] Fictie laat ons veel zelf doen, ze stelt het individu in staat een eigen inbreng te hebben.
De makers ervan mogen uiteraard niet vereenzelvigd worden met het boek, met de personages, met hun meningen. Schrijvers zijn lezers, op een enkele betreurde uitzondering na.
Mensen die veel lezen worden schrijver als ze op het punt in hun leven zijn gekomen dat ze gefascineerd raken door het proces van vervalsing, door het opleggen van een vorm terwijl ze tegelijkertijd de ontwikkeling van personages en gebeurtenissen simuleren, en door keuzes te maken terwijl ze tegelijkertijd de illusie scheppen dat in het volgende hoofdstuk nog van alles kan gebeuren. Een romancier houdt zich een leven lang bezig met het presenteren van iets wat levensecht is, maar niet is als het echte leven. Het is een ontnuchterende gedachte: het leven schiet in feite tekort.
Natuurlijk willen sommige interviewers en het publiek bij lezingen weten hoe het Hilary Mantel zelf is vergaan. Hoe is zij nu schrijver geworden? Uitgummen, schrappen, met potlood of in inkt schrijven, bruggen bouwen, personages tot leven zien te brengen, de examenvrees bij uitgevers, bij nominaties overwinnen. Mantel geeft met veel sjeu aan hoe het toch zover heeft kunnen komen. Inclusief de geesten van mogelijkheden, van paden die niet ingeslagen zijn.
Waarom zijn er toch zovelen die het schrijverschap ambiëren, een bijna bizarre manier van leven, in onzekerheid, meestal in een ‘net soort armoede’? Schrijvers die nauwelijks succes hebben en die toch maar doorgaan, die de vaak (on)beleefde desinteresse waarmee het werk wordt geconfronteerd voor lief nemen, die zichzelf wegcijferen, die als mens worden genegeerd. Er zijn tientallen boeken die aangeven hoe je schrijver kunt worden, maar geen enkele die aangeeft hoe je van die ernstige aandoening afkomt.
Schrijver zijn is een begeesterde collage, waarin ook de beroemde Reith-lezingen zijn opgenomen, een unicum waaruit je zou kunnen blijven citeren. Maar wat was ook anders te verwachten van een dergelijk groot schrijver, van een dergelijk mens, die niet door perfectionisme lam te leggen was, maar helaas door ziekte. ‘Het onmogelijke willen, is bijna de definitie van wat het betekent om een mens te zijn.’
Guus Bauer
Hilary Mantel – Schrijver zijn. Vertaald uit het Engels door Harm Damsma en Niek Miedema. Meridiaan, Amsterdam. 180 blz. € 22,99.
Wat een fijne recensie. Wat mij betreft ook met een lange echo want de interesse voor dit boek is gewekt!